ECLI:NL:RBDHA:2023:8022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL22.12971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en beroep tegen niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit, op 18 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend. Na een periode van inactiviteit heeft eiser op 8 juli 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 25 augustus 2022 alsnog de aanvraag ingewilligd, wat leidde tot de verstrekking van een verblijfsvergunning asiel aan eiser. Ondanks deze toekenning heeft eiser zijn beroep gehandhaafd, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat, volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen, aangezien verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Dit betekent dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is.

Eiser heeft daarnaast een verzoek tot proceskostenveroordeling ingediend, waarop de rechtbank heeft beslist dat verweerder in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de beslissing genomen om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12971

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

v-nummer: [nummer]
geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit
(gemachtigde: mr. D. Aygur),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Op 18 oktober 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
Op 8 juli 2022 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
Verweerder heeft in het besluit van 25 augustus 2022 (alsnog) de aanvraag van eiser ingewilligd.
Naar aanleiding hiervan heeft eiser het beroep gehandhaafd, met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 25 augustus 2022 alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist en aan eiser een verblijfsvergunning asiel heeft verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft geen procesbelang meer bij het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag. Immers, het bewegen van verweerder tot het nemen van een besluit is bereikt; verweerder heeft een besluit op de aanvraag genomen.
4. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Eiser heeft bij reactie van 23 september 2022 het beroep gehandhaafd en gelijktijdig een verzoek tot proceskostenveroordeling ingediend. De rechtbank kan volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb verweerder in een vergoeding voor de proceskosten van eiser veroordelen zoals gesteld in artikel 8:75 van de Awb. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.