In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 3 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 10 november 2022 de aanvraag van eiseres ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres op 11 november 2022 verzocht om binnen twee weken te reageren op het inwilligende besluit, maar eiseres heeft geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. Aangezien verweerder al een besluit had genomen op de asielaanvraag, had eiseres geen belang meer bij haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Desondanks heeft de rechtbank eiseres een proceskostenvergoeding toegekend van € 418,50. Dit bedrag is toegekend omdat niet in geschil is dat verweerder niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist en eiseres een geldige ingebrekestelling heeft verstuurd. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van de waarde per punt en de wegingsfactor.
De rechtbank heeft in haar beslissing het beroep niet-ontvankelijk verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.