ECLI:NL:RBDHA:2023:802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
21/3669
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot zorg op basis van de Wet langdurige zorg voor een persoon met psychische problematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) inzake de toegang tot zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, geboren in 1995, heeft ADHD en een andere gespecificeerde psychotische stoornis. Hij heeft op 19 juli 2020 een aanvraag voor Wlz-zorg ingediend, maar het CIZ heeft in zijn primaire besluit van 11 september 2020 geoordeeld dat eiser geen recht heeft op deze zorg. Dit besluit werd in het bestreden besluit van 14 april 2021 gehandhaafd, waarop eiser beroep heeft ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 15 december 2022 behandeld. Eiser betoogde dat hij voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, omdat er sprake zou zijn van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24-uurszorg. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch advies van de medisch adviseur zorgvuldig is opgesteld en deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat er geen blijvende behoefte aan zorg is vastgesteld, omdat er nog behandelopties zijn die tot verbetering kunnen leiden. Eiser heeft geen objectieve gronden aangedragen om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de medisch adviseur.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen recht heeft op toegang tot de Wlz. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen, omdat er geen twijfel is over de juistheid van het medisch advies. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: L.M.R. Kater).

Procesverloop

Bij besluit van 11 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geoordeeld dat eiser geen recht heeft op zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz).
Bij besluit van 14 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedag] 1995, heeft ADHD en een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De psychotische klachten zijn begonnen op 14-jarige leeftijd na een traumatisch verwerkte inbraak met zeer sterke angsten en waanachtige ideeën.
2. Eiser heeft op 19 juli 2020 vanwege zijn psychische problematiek een aanvraag Wlz ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder op 28 augustus 2020 met eiser, zijn moeder en mevrouw [A] gesproken. Op basis van die informatie en op basis van de meegezonden (medische) informatie is door verweerder geoordeeld dat het niet mogelijk is om vast te stellen dat er sprake is van een blijvende noodzaak tot 24 uur zorg in de nabijheid. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
4. Naar aanleiding van het gemaakte bezwaar heeft verweerder de aanvraag opnieuw beoordeeld. Daartoe heeft verweerder gegevens opgevraagd bij de psychiater van eiser en heeft de (medische) onderliggende stukken aan de medisch adviseur voorgelegd. De medisch adviseur heeft medisch advies uitgebracht.
5. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en heeft het primaire besluit gehandhaafd.
5.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen recht heeft op toegang tot de Wlz. Er is weliswaar sprake van een intensieve zorgbehoefte, maar er kan niet
vastgesteld worden of de intensiteit van die zorgbehoefte blijvend is omdat er nog (behandel)mogelijkheden zijn die tot verbetering kunnen leiden en/of tot een mogelijke ontwikkeling. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat eiser blijvend zal zijn aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
6. Eiser heeft zich primair op het standpunt gesteld dat hij voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 3.2.1 van de Wlz en daarom recht heeft op zorg uit de Wlz. Er is sprake van een grondslag en een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uurszorg in de nabijheid. Het gedrag van eiser kan leiden tot gevaarlijke situaties, daarom is er dagelijks toezicht nodig. Er is op planbare en niet-planbare momenten zorg nodig. Er is sprake van chronische psychische klachten. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat zijn (medische) situatie nog zal verbeteren. Eiser heeft de onpartijdigheid van de medisch adviseur in twijfel getrokken, omdat deze in dienst is van verweerder. Verder heeft eiser gesteld dat het medisch advies onzorgvuldig en niet deugdelijk gemotiveerd tot stand is gekomen. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat de medisch adviseur wel affiniteit moet hebben met psychische problematiek. Er is niet gebleken dat de medisch adviseur terzake deskundig is. Eiser heeft zich subsidiair, onder meer onder verwijzing naar het Korošec arrest [1] , op het standpunt gesteld dat er een onafhankelijke deskundige dient te worden benoemd.
7. Verweerder heeft zich in het verweerschrift en ter zitting ten aanzien van het medisch advies op het standpunt gesteld dat dit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de medisch adviseur niet deskundig hoeft te zijn op het specialisme van psychiatrie om de medische stukken te kunnen beoordelen. Uit de brief van A. Landman, behandelend psychiater van eiser (hierna: Landman), mocht de medisch adviseur opmaken dat de blijvendheid van de zorgbehoefte (nog) niet is vast te stellen. Het feit dat de medisch adviseur voor verweerder werkt betekent nog niet dat getwijfeld moet worden aan zijn onpartijdigheid. Eiser heeft de twijfel aan de onpartijdigheid niet objectief gestaafd.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
8.1
Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Per 1 januari 2021 is, voor zover relevant, de Wlz als volgt gewijzigd:
Artikel 3.2.1 is als volgt gewijzigd:
In het eerste lid wordt na «een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking» ingevoegd: , een psychische stoornis.
8.2
CIZ maakt bij de uitvoering van zijn taak gebruik van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz (Beleidsregels) [2] . In deze Beleidsregels staat opgenomen welke stappen in het onderzoek moeten worden doorlopen, te weten (1) de aanvraag (2) het in kaart brengen van de zorgsituatie (3) het vaststellen van permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid (4) het vaststellen of de zorgbehoefte blijvend is (5) kijken naar uitzonderingen op de toegangscriteria en (6) het vaststellen van het recht op Wlz-zorg.
8.3
In geschil is of het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd en of er kan worden getwijfeld aan de deskundigheid en onpartijdigheid van de medisch adviseur. Verder is in geschil of het medisch advies inhoudelijk juist is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
8.4
Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) en de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) volgt het toetsingskader voor de bestuursrechter voor de beoordeling van het medisch advies en de (on)partijdigheid van de medisch deskundige. [3] Deze beoordeling dient in drie stappen plaats te vinden. De bestuursrechter moet allereerst nagaan of het advies zorgvuldig is opgesteld en inzichtelijk is (zorgvuldigheid van de besluitvorming). Vervolgens moet worden getoetst of sprake is van (schending van) equality of arms, waarbij van belang is dat er evenwicht tussen partijen moet bestaan met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen. Tot slot moet de bestuursrechter het advies inhoudelijk beoordelen. Als bij de bestuursrechter twijfel is ontstaan over de juistheid van de beoordeling, dan kan daarin een reden bestaan dat de bestuursrechter een (medisch) deskundige benoemt.
Zorgvuldigheid medisch advies
8.5
De rechtbank stelt vast dat medisch adviseur J. Roukema (hierna: de medisch adviseur) voorafgaand aan zijn medisch advies van 2 februari 2021 kennis heeft genomen van het dossier, inclusief de daarin aanwezige medische informatie, waaronder de diagnose van Landman van 23 juli 2020, het zorg- en ondersteuningsplan van 1 januari 2020, het behandelplan van 1 maart 2017 en het kinderpsychiatrisch onderzoek van D. Raeymaker, kinder- en jeugdpsychiater, van 8 september 2009. Verder heeft hij medische informatie opgevraagd bij Landman en deze informatie in zijn advies betrokken. Naar aanleiding van de hoorzitting op 2 maart 2021 heeft hij op 9 maart 2021 een aanvullend medisch advies opgesteld. Naar aanleiding van het aanvullend bezwaarschrift van 12 maart 2021 heeft hij op 6 april 2021 nogmaals een aanvullend medisch advies opgesteld, waarin hij is ingegaan op de aanvullende bezwaargronden.
8.6
De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van de medisch adviseur voldoende blijk geven van een zorgvuldig onderzoek. De medisch adviseur heeft de beschikbare (medische) stukken bij het onderzoek betrokken en aanvullende informatie opgevraagd bij de psychiater van eiser. Hij heeft zich gebaseerd op voldoende heldere en inzichtelijke medische informatie en is ingegaan op de tijdens de hoorzitting en in het aanvullend bezwaarschrift aangedragen gronden. De rechtbank acht de adviezen voorts deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent.
8.7
Waar eiser betoogt dat de medisch adviseur niet over de deskundigheid beschikt om personen met psychische problematiek als eiser te indiceren, is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de medisch adviseur een arts is, die vervolgens intern is opgeleid en geregistreerd als arts Indicatie & Advies en die, indien nodig, collegiaal overleg voert of stukken opvraagt bij behandelend artsen. Uit het dossier blijkt ook dat de medisch adviseur stukken heeft opgevraagd bij de behandelend psychiater van eiser en deze stukken heeft betrokken bij zijn advies. De rechtbank is van oordeel dat in specifieke gevallen aanleiding kan bestaan om nadere expertise in te roepen. In het onderhavige geval was er naar het oordeel van de rechtbank echter voldoende en duidelijke medische informatie van de psychiater van eiser aanwezig om hierop het advies te kunnen baseren. De rechtbank ziet in de medische adviezen van de medisch adviseur dan ook geen aanleiding om aan zijn deskundigheid te twijfelen.
Equality of arms
8.8
De rechtbank overweegt verder dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser onvoldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de (inhoud van de) medische bevindingen van de medisch adviseur, bijvoorbeeld door zelf stukken te overleggen. Van een schending van equality of arms is dan ook geen sprake.
8.9
Ten aanzien van de onpartijdigheid van de medisch adviseur overweegt de rechtbank het volgende. Uit vaste jurisprudentie [4] volgt dat het feit dat een deskundige die de taak heeft om zijn oordeel te geven over de voorliggende zaak, in dienst is bij dezelfde overheidsinstantie die de wederpartij is van eiser, bij laatstgenoemde twijfel kan doen rijzen omtrent de onpartijdigheid van het advies. Maar deze twijfel is onvoldoende. Bepalend is of er objectieve gronden zijn om te concluderen dat het advies niet onpartijdig tot stand is gekomen. De bewijslast hiervoor ligt bij eiser. Eiser is er niet in geslaagd om specifieke argumenten aan te voeren op grond waarvan geoordeeld moet worden dat er objectieve gronden zijn om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de medisch adviseur.
Inhoudelijke beoordeling
8.1
Tussen partijen is verder in geschil of er terecht is geconcludeerd dat er thans geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
8.11
Permanent toezicht houdt in dat er sprake is van onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor men op tijd kan ingrijpen als dat nodig is. Van 24 uur per dag zorg in de nabijheid is sprake als de betrokkene zelf niet in staat is om gedurende 24 uur op relevante momenten hulp in te roepen en hij om ernstig nadeel voor hemzelf te voorkomen door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft dan wel door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft. Blijvend wil zeggen dat deze behoefte niet meer over gaat. Het functioneren kan misschien wel verbeteren, maar zelfs als het verbetert blijven de beperkingen zodanig dat permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig blijft. Er is geen toegang tot de Wlz als er mogelijkheden zijn voor zodanige (functionele) verbetering of herstel – bijvoorbeeld vanwege behandeling van de ziekte, aandoening, stoornissen en/of beperkingen – dat (nog) niet kan worden vastgesteld of de behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid blijvend is. Onderbouwing van de blijvendheid kan worden gevonden in de levensloop (onder meer school en werk), de behandelgeschiedenis (welke interventies zijn al gedaan met welk resultaat) en de prognose door een ter zake deskundige (is de verwachting dat het functioneren van de persoon nog zodanig kan verbeteren dat hij zelf op relevante momenten hulp kan inroepen om ernstig nadeel te voorkomen). [5] Hoofdregel is daarom dat mensen waarbij een verbetering van hun mogelijkheden wordt verwacht, voor ondersteuning een beroep kunnen doen op de andere domeinen die meer op herstel en participatie zijn gericht. [6]
8.12
Uit het dossier blijkt het volgende. Uit het ondersteuningsplan van 1 januari 2020 volgt dat eiser zelfstandig woont, zijn MBO 4-diploma heeft behaald en dat hij een traject bij het UWV zou gaan volgen om te kijken naar mogelijkheden op de arbeidsmarkt of een andere vorm van dagbesteding. Uit het Bericht voortgang behandeling van Landman van 15 oktober 2020 blijkt dat eiser na zijn eerste psychose op 14-jarige leeftijd enkele jaren relatief stabiel heeft gefunctioneerd met medicatie. In 2020 lijkt sprake te zijn geweest van een terugval met forse beperkingen. De coronacrisis heeft er voor gezorgd dat eiser erg van streek is. Omdat geen informatie bekend was over mogelijke behandelopties dan wel prognoses van zijn zorgbehoefte, is er bij de GGZ nadere informatie opgevraagd. Uit de informatie van Landman van 26 januari 2021 volgt dat eiser sinds 2012 onder behandeling is bij de GGZ Rivierduinen en dat de beschrijvende diagnose luidt dat eiser stagneert in zijn ontwikkeling en vastloopt in zijn opleidingstraject. Er is sprake van sociale onhandigheid, prikkelgevoeligheid en aandachts- en concentratiestoornissen door zijn ADHD. Eiser lijkt op zijn 18e en in 2020 een terugval te hebben gehad, waarbij sprake was van paniekaanvallen, vluchtgedrag en paranoïde gedachtes. Met rust en medicatie zijn deze aanvallen weer enigszins hersteld. Zijn behandeling bestaat uit farmacotherapie (medicatie), drie maandelijkse gesprekken met een psychiater, het voorstel om met een psycholoog in gesprek te gaan en een kennismaking met een casemanager. Er wordt gewerkt aan stabilisatie, omgaan met prikkelgevoeligheid en omgaan met paniek en angst. Dit ter voorkoming van een recidief psychose. Tevens is het streven naar een stabielere opleidings- of werksituatie. De rechtbank is van oordeel dat de medisch adviseur op grond hiervan heeft kunnen concluderen dat thans geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanente zorg of 24 uurs zorg in de nabijheid. De stelling van eiser dat de medische informatie haaks staat op de adviezen van de medisch adviseur, volgt de rechtbank dan ook niet. Eiser heeft voorts geen (aanvullende) medische informatie overgelegd die twijfel oproept aan de adviezen. Dit leidt ertoe dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen toegang heeft tot de Wlz.
Verzoek tot benoemen onafhankelijke deskundige
8.13
Omdat er bij de rechtbank geen twijfel is ontstaan over de juistheid van de beoordeling, wordt er geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van de Wetering, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2023.
Griffier
Rechter
De rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 17 november 2015, CLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212.
2.Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2021.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674 en de uitspraak van de CRvB van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.
4.Zie onder meer het arrest van 22 mei 2018 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, ECLI:CE:ECHR:2018:0522JUD2862115.
5.Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2021.
6.Kamerstukken 33891, nr. 3 (MvT).