ECLI:NL:RBDHA:2023:8010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
21/5210
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake individuele inkomenstoeslag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser op 5 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet. Na een periode van inactiviteit heeft eiser het college van burgemeester en wethouders van Den Haag in gebreke gesteld op 16 december 2020. Het college heeft op 17 december 2020 een afwijzend besluit genomen op de ingebrekestelling. Vervolgens heeft het college op 23 juni 2021 het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk gegrond verklaard en een proceskostenvergoeding toegekend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 8 maart 2021 heeft het college alsnog een individuele inkomenstoeslag aan eiser toegekend, en op 9 september 2021 is er een dwangsom toegekend wegens het niet tijdig beslissen.

Tijdens de zitting op 21 maart 2023 heeft eiser bevestigd dat het college met het besluit van 9 september 2021 volledig aan zijn beroep tegemoet is gekomen. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij een oordeel in beroep, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaart. De rechtbank heeft tevens het college veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 837,-, en het college moet het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door rechter M. van Paridon en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/5210

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: drs. F. Elidrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Procesverloop

Eiser heeft op 5 oktober 2020 een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) aangevraagd.
In de brief van 16 december 2020 heeft eiser het college in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
In het besluit van 17 december 2020 (primair besluit ) heeft het college afwijzend op de ingebrekestelling beslist.
In het besluit van 23 juni 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit kennelijk gegrond verklaard, en 1 punt proceskosten met wegingsfactor 0,5 toegekend.
Eiser heeft hiertegen beroep ingediend.
Bij besluit van 8 maart 2021 heeft verweerder een individuele inkomenstoeslag vanaf 1 november 2020 aan eiser toegekend.
Het college heeft op 9 september 2021 een (maximale) dwangsom toegekend van € 1.442,- wegens niet tijdig beslissen op de aanvraag.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.
Ter zitting heeft eiser bevestigd dat het college met het besluit van 9 september 2021 volledig aan zijn beroep tegen het besluit van 23 juni 2021 is tegemoetgekomen. Dit betekent dat, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het besluit van 9 september 2021 niet in het geding wordt betrokken. Omdat eiser met zijn beroep heeft bereikt wat hij heeft nagestreefd, heeft hij geen belang meer bij een oordeel in beroep. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren omdat het procesbelang ontbreekt.
2. Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze worden begroot op € 837,- (2 punten à € 837,- bij een wegingsfactor 0,5). Ook dient het college het door eiser in beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 49,-, vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van € 837,-, welke het college aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.