ECLI:NL:RBDHA:2023:8008

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL23.6765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van toegedichte homoseksualiteit van eiser uit Gambia

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Gambiaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 28 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 27 februari 2023 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 21 maart 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag heeft afgewezen. Eiser heeft verklaard dat hij in Gambia werd gezien als homoseksueel vanwege zijn nauwe band met een buurman die als homoseksueel werd beschouwd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de tijd en de persoon van wie hij hoorde dat hij als homoseksueel werd gezien. De rechtbank stelt vast dat de vrees van eiser voor problemen in Gambia voornamelijk is gebaseerd op geruchten en verklaringen van derden, en niet op eigen ervaringen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6765

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. de Haan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 28 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 februari 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Er is ook een tolk verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht de asielaanvraag heeft afgewezen als ongegrond, omdat hij geen geloof hecht aan het asielrelaas van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het besluit tot afwijzing van de asielaanvraag terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij woonde in Gambia in een dorp. Een buurman van eiser werd door dorpsgenoten als homoseksueel gezien. Eiser trok veel met deze buurman op. De dorpsgenoten denken daarom dat eiser ook homoseksueel is. Eiser stelt dat hij vanwege toegedichte homoseksualiteit bij terugkeer naar Gambia te vrezen heeft.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. toegedichte LHBTI-geaardheid.
De staatssecretaris acht het eerste relevante element vooralsnog geloofwaardig. Aan het tweede relevante element hecht de staatssecretaris geen geloof. Eiser heeft in het aanmeldgehoor, in de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor en in het nader gehoor tegenstrijdig verklaard over van wie, waar en wanneer hij te horen kreeg dat hij als homoseksueel zou worden gezien. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij werd gezien als homoseksueel. Hij heeft dit enkel van derden gehoord en hij heeft zelf geen problemen ondervonden. Voorts valt niet in te zien dat eisers broer ruim twee jaar na eisers vertrek is aangevallen vanwege toegedichte homoseksualiteit van eiser. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond.
Beroepsgronden
5. Eiser bestrijdt dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop en de persoon van wie hij heeft gehoord over de toegedichte homoseksualiteit. De staatssecretaris gaat er aan voorbij dat eiser er blijk van heeft gegeven dat hij weet dat homoseksualiteit in Gambia niet wordt geaccepteerd en dat hij nog maar 15 jaar oud was ten tijde van zijn asielaanvraag en het aanmeldgehoor. De schaamte waarover hij heeft verklaard en die hem ervan heeft weerhouden meteen zijn volledige asielrelaas te vertellen is invoelbaar en begrijpelijk. Voorts heeft de staatssecretaris ten onrechte zijn asielrelaas niet aannemelijk geacht, gelet op zijn verklaringen en de situatie van homoseksuelen in Gambia.
Overwegingen rechtbank
6. Voor zover de staatssecretaris eiser de verschillen in verklaringen heeft tegengeworpen, overweegt de rechtbank het volgende. Tijdens het aanmeldgehoor heeft eiser niets verteld over de geaardheid die zou zijn toegedicht aan zijn buurman, met wie hij naar Nederland is gereisd. In de correcties en aanvullingen heeft eiser echter naar voren gebracht dat hij na aankomst in Nederland van zijn buurman heeft gehoord dat deze homoseksueel is en dat eiser daarom ook als homoseksueel wordt gezien en daardoor problemen kan krijgen. Vervolgens heeft eiser in het nader gehoor verklaard dat hij al in Gambia op de hoogte was van de homoseksualiteit van zijn buurman en dat hij vanwege vrees voor problemen door toegedichte homoseksualiteit met zijn buurman naar Nederland is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris eiser deze tegenstrijdigheden niet ten onrechte tegengeworpen. Op zichzelf is voorstelbaar dat eiser, gezien de maatschappelijke houding in Gambia tegenover homoseksualiteit maar ook gezien zijn jonge leeftijd, in eerste instantie terughoudend is met verklaringen over een asielrelaas dat daarmee verband houdt. Dat kan echter niet verklaren waarom hij tijdens het nader gehoor enerzijds heeft verteld dat hij al in Gambia wist waarom hij dat land moest verlaten, maar anderzijds tijdens datzelfde gehoor heeft herhaald dat de buurman hem pas na zijn aankomst in Nederland heeft verteld wat er was gebeurd (p. 12 van het nader gehoor).
6.1.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van toegedichte homoseksualiteit. Niet in geschil is dat de periode dat eiser op de hoogte was van de geruchten dat hij homoseksueel zou zijn, langer is geweest dan twee weken voorafgaand aan zijn vertrek uit Gambia. De staatssecretaris heeft er naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op gewezen dat eiser blijkens zijn verklaringen in deze periode geen problemen heeft ondervonden in verband met de homoseksualiteit van zijn buurman dan wel de aan hem toegedichte homoseksualiteit. Hij heeft alleen verklaard over de angst van de buurman, het gefluister op straat en hetgeen zijn vriend hem over de geruchten heeft verteld. Dat betekent dat in feite de vrees van eiser voor problemen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen van derden: zijn vriend, zijn broer, en de buurman. Gelet hierop heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij werd gezien als homoseksueel. De verklaring van eiser dat zijn broer is mishandeld door dorpsgenoten, omdat eiser homoseksueel zou zijn, maakt dit niet anders. De staatssecretaris heeft kunnen wijzen op het tijdsverloop van twee jaar sinds eisers vertrek uit Gambia en op het feit dat eiser alleen van horen zeggen van zijn broer heeft dat de aan hem toegedichte homoseksualiteit de reden van de mishandeling van zijn broer is geweest en dat hij hier niet verder op heeft doorgevraagd bij zijn broer.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.