ECLI:NL:RBDHA:2023:7997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL22.25465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning en geprivilegieerde status

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verzoekster geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had. Verzoekster, die sinds 2019 in Nederland verbleef op basis van een geprivilegieerde status, heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 3 mei 2023, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien haar uitzetting dreigde. Echter, de rechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter stelde vast dat de geprivilegieerde status van verzoekster van rechtswege was vervallen na haar huwelijk, en dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Marokko uit te oefenen. De rechter weegt de belangen van verzoekster en verweerder af en komt tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.25465
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: A. Heerebeek).

Procesverloop

In het besluit van 9 december 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf bij familie of gezinslid’ afgewezen omdat zij geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Touzani.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen wanneer sprake is van onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank op geen enkele wijze in een eventuele bodemprocedure.
Spoedeisend belang
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat haar uitzetting dreigt. In het bestreden besluit is namelijk uiteengezet dat verzoekster geen verblijfsrecht heeft en dat dit betekent dat zij niet in Nederland mag zijn. Dit rechtsgevolg wordt niet opgeschort door het bezwaar dat verzoekster heeft ingesteld. Verzoekster heeft daarom de voorzieningenrechter
gevraagd de rechtsgevolgen van het bestreden besluit gedurende de bezwaarschriftprocedure op te schorten, zodat zij de uitkomst van deze procedure in Nederland mag afwachten.
Daarin ligt het spoedeisend belang van verzoekster.
3. De voorzieningenrechter zal vervolgens beoordelen of het bezwaar van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft.
Feiten en omstandigheden
4. Verzoekster verblijft sinds 2019 in Nederland op grond van een geprivilegieerde status. Zij is destijds door de minister van Buitenlandse Zaken in het bezit gesteld van een geprivilegieerdendocument met een geldigheidsduur tot 1 september 2024 omdat haar vader werkzaam is voor een internationale organisatie. Verzoekster is op 13 januari 2021 getrouwd met [referent] (referent) en is toen samen met referent bij haar schoonmoeder gaan wonen. Referent is in het verleden slachtoffer geweest van geweld in de jeugdzorg. Op enig moment heeft de vader van verzoekster haar geprivilegieerdendocument afgenomen. Op 29 juni 2022 heeft verzoekster de onderhavige aanvraag ingediend.
Bestreden besluit
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de verzoekster niet wordt vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 3.71, tweede lid, onder c, van het Vreemdelingenbesluit (Vb). De geprivilegieerde status van verzoekster is volgens verweerder van rechtswege vervallen toen zij trouwde met referent, zo blijkt uit navraag bij het ministerie van Buitenlandse Zaken dat verantwoordelijk is voor de verlening van een geprivilegieerde status. Ook wordt verzoekster niet vrijgesteld van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM.1 Volgens verweerder heeft verzoekster familieleven met referent, maar valt de belangenafweging in het nadeel van verzoekster uit. Verweerder heeft in het voordeel van verzoekster meegewogen dat zij een geprivilegieerde status had en dat referent de Nederlandse nationaliteit heeft. Daarnaast heeft verweerder – in het nadeel van verzoekster – meegewogen dat verzoekster het gezinsleven met referent is aangegaan zonder nadrukkelijke instemming van de Nederlandse staat voor haar verblijf. Ook is door verweerder betrokken dat er geen objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven uit te oefenen in Marokko, de korte duur van haar verblijf in Nederland (twee jaar), dat verzoekster een substantieel deel van haar leven in Marokko heeft gewoond (achttien jaar) en dat eventuele zorg voor referent door zijn ouders kan worden overgenomen.
Geprivilegieerde status
6. Verzoekster voert in de voorlopige voorzieningenprocedure aan dat zij haar gezinsleven met referent legaal heeft uitgeoefend op basis van haar geprivilegieerde status. Verzoekster weet niet of haar geprivilegieerde status van rechtswege is vervallen of dat er een beschikking aan ten grondslag moet worden gelegd.
7. De voorzieningenrechter overweegt dat het verblijf van verzoekster op grond van een geprivilegieerde status geen rechtmatig verblijf in de zin van de Vreemdelingenwet (Vw) is, aangezien deze status niet in de limitatieve opsomming van artikel 8 van de Vw
1. Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
wordt vermeld als grond voor of omstandigheid waaronder sprake is van rechtmatig verblijf.2
8. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat de geprivilegieerde status van verzoekster van rechtswege is komen te vervallen. Op grond van artikel 37, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer genieten inwonende gezinsleden van een diplomatieke ambtenaar bepaalde voorrechten en immuniteiten.. Een van deze voorrechten is het recht om te verblijven in het land waar de diplomatieke ambtenaar is aangesteld. Het Verdrag van Wenen verplicht de staten die daarbij partij zijn om het verblijf van diplomatiek personeel en hun gezinsleden toe te staan. Het verblijfsrecht van diplomaten en hun gezinsleden is niet afhankelijk van de afgifte of de weigering van een verblijfstitel van de ontvangende staat maar wordt rechtstreeks ontleend aan het Verdrag van Wenen. Diplomatieke personeelsleden worden om hun status te kunnen bewijzen in het bezit gesteld van een zogenaamd geprivilegieerdendocument.3 Verzoekster is na haar huwelijk in 2021 samen met referent bij haar schoonmoeder gaan wonen. Verweerder heeft op basis van de informatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken daarom terecht geconcludeerd dat de geprivilegieerde status van verzoekster van rechtswege is vervallen omdat zij op het moment dat zij met referent bij haar schoonmoeder is gaan wonen niet langer deel uitmaakte van het gezin van haar vader.
Artikel 8 EVRM en de hardheidsclausule
9. Verder voert verzoekster aan dat zij op grond van artikel 8 van het EVRM danwel de hardheidsclausule moet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste omdat ze beschermenswaardig gezinsleven met referent heeft en hij niet zonder verzoekster kan functioneren. Ook stelt verzoekster dat het belang van de Nederlandse staat bij het handhaven van de mvv-plicht sterk gerelativeerd dient te worden, gezien de verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat voor de geestelijke schade die bij referent is ontstaan. Verzoekster stelt verder dat verweerder onvoldoende in de belangenafweging heeft betrokken dat zij nooit zelfstandig heeft gewoond, dat referent alleen verzoekster vertrouwt en dat de ouders van referent niet voor hem kunnen zorgen. Verzoekster vindt dat zij hierover moet worden gehoord.
10. De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster voor het eerst ter zitting heeft gevraagd om in de bezwaarprocedure te worden gehoord. Zij heeft dit niet in haar bezwaarschrift noch in haar verzoekschrift naar voren gebracht.
11. De voorzieningenrechter oordeelt dat verweerder zich op het standpunt mag stellen dat verzoekster inmiddels 22 jaar oud is en dat van haar kan worden verwacht dat zij zich in Marokko voor de duur van de mvv-aanvraag zelfstandig kan handhaven ongeacht dat zij nooit eerder zelfstandig heeft gewoond. Verzoekster heeft dit tijdens de zitting niet bestreden. Ten aanzien van de stelling dat de moeder van referent niet (meer) voor hem kan zorgen vanwege de complexe onderlinge relatie, mag verweerder zich op het standpunt stellen dat verzoekster deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Uit de overgelegde stukken zoals de brief van de moeder van referent volgt niet dat moeder niet voor referent kan zorgen. Verder begrijpt de voorzieningenrechter dat voor verzoekster een zware situatie
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 september 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU3539.
3 Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 augustus 2021, ECLI:2021:1873.
is ontstaan met de (gestelde) psychische problematiek van haar echtgenoot. Verzoekster heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat alleen zij voor referent kan zorgen gedurende de periode dat zij een mvv in Marokko aanvraagt. Er zijn geen (medische) stukken overgelegd waaruit dat blijkt. De voorzieningenrechter neemt hierbij nog in overweging dat verzoekster ter zitting heeft gesteld dat referent ook met de hulp van verzoekster niet voldoende functioneert en dat mogelijk een andere oplossing nodig is voor referent. Ook heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat er geen objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven tijdelijk in Marokko uit te oefenen in afwachting van de mvv-aanvraag. Verweerder stelt niet ten onrechte dat het de keuze is van verzoekster en referent om niet samen naar Marokko te gaan. De enkele reden dat referent dat niet wil,
is onvoldoende om te stellen dat sprake is van een objectieve belemmering. Ten aanzien van de omstandigheid dat referent slachtoffer is geworden van geweld in de jeugdzorg, stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat verweerder hetgeen referent is overkomen niet kan compenseren door verzoekster vrij te stellen van het mvv-vereiste.
Conclusie
12. Gezien het vorenstaande oordeelt de voorzieningenrechter dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.