ECLI:NL:RBDHA:2023:7997
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning en geprivilegieerde status
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verzoekster geen geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had. Verzoekster, die sinds 2019 in Nederland verbleef op basis van een geprivilegieerde status, heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 3 mei 2023, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien haar uitzetting dreigde. Echter, de rechter concludeerde dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter stelde vast dat de geprivilegieerde status van verzoekster van rechtswege was vervallen na haar huwelijk, en dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Marokko uit te oefenen. De rechter weegt de belangen van verzoekster en verweerder af en komt tot de conclusie dat de afwijzing van de aanvraag terecht was.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.