ECLI:NL:RBDHA:2023:7993
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als familie- of gezinslid bij een derde, had haar aanvraag in een eerder besluit van 1 september 2022 buiten behandeling gesteld gezien door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bezwaar dat verzoekster had ingediend tegen dit besluit werd in een daaropvolgend besluit van 14 december 2022 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de procedure hebben beide partijen aangegeven geen gebruik te willen maken van hun recht om ter zitting te worden gehoord, waarna de rechtbank besloot het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, onder zaaknummer NL23.1022, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. L.L. Hol, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.