ECLI:NL:RBDHA:2023:7992
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 10 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, en heeft op 7 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft de aanvraag op 10 december 2021 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 9 juni 2022. De Staatssecretaris heeft echter op 1 juni 2022 de beslistermijn met negen maanden verlengd, waardoor de nieuwe einddatum op 10 maart 2023 zou vallen. Echter, gezien de maximale wettelijke beslistermijn voor asielaanvragen van 21 maanden, is de verlenging in dit geval beperkt tot zes maanden, wat betekent dat de beslistermijn eindigt op 10 september 2023.
De ingebrekestelling van eiser is ingediend op 21 juni 2022, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.