Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen
[eiser], uit [woonplaats], eiser
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Verder zijn de bestreden beschikkingen formeel niet juist. In feite had eiser een beschikking dienen te ontvangen waarin hem zou zijn meegedeeld dat de lening niet wordt voortgezet, nu hij niet alle gevraagde afschriften van zijn groeirekening heeft overgelegd en daardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. In die beschikking had verwoord dienen te worden dat eiser de lening met ingang van de datum van die beschikking het geleende bedrag dient af te lossen en dat hij kan verzoeken om een aflossingsregeling. De terugvorderingsbeschikking was voorbarig. Indien eiser niet aan zijn aflossingsverplichtingen voldoet, dan was op grond van artikel 58, tweede lid sub b van e Participatiewet terugvordering mogelijk. Materieel echter blijft de uitkomst hetzelfde: eiser dient het bedrag van € 12.348,35 terug te betalen.”
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden, alsmede de proceskosten ter hoogte van € 1.674,-.