ECLI:NL:RBDHA:2023:7988
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, een Jemenitische, op 7 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 4 mei 2022 de beslistermijn met negen maanden verlengd. Eiseres heeft verweerder op 13 mei 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 7 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had de mogelijkheid om beroep in te stellen nadat de ingebrekestelling door verweerder was ontvangen, maar de rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, aangezien de verlenging van de beslistermijn op 4 mei 2022 was medegedeeld.
De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 6 mei 2022, en de verlenging met negen maanden betekent dat de ingebrekestelling van 13 mei 2022 niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank verklaart het beroep daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.