ECLI:NL:RBDHA:2023:7986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis van Syrische eisers

Op 5 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een groep Syrische eisers en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hadden op 18 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag werd op 1 juni 2022 door de Staatssecretaris ontvangen, maar er werd niet tijdig op beslist. De eisers stelden de Staatssecretaris bij brief van 18 januari 2023 in gebreke wegens het uitblijven van een besluit en hebben op 31 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken. De rechtbank droeg de Staatssecretaris op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van de eisers. Tevens werd bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelde de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen waren verstreken na de relevante datum.

Daarnaast veroordeelde de rechtbank de Staatssecretaris in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de eisers werden geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen de uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3819

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer]

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],

[naam]

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer]

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer],

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer]

[naam],

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [v-nummer]
allen van Syrische nationaliteit
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J. Eliya),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 18 mei 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De aanvraag is door verweerder op 1 juni 2022 ontvangen.
Bij brief van 18 januari 2023 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Eisers hebben heeft vervolgens op 31 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij verweerder. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eisers.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
8. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
10. Omdat eisers zijn vrijgesteld van de verplichting om griffierecht te betalen, hoeft verweerder dit niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.