ECLI:NL:RBDHA:2023:7979
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake tijdelijke bescherming voor Georgische verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Georgische verzoeker die niet in aanmerking kwam voor bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd gesteld dat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming, omdat hij vóór de relevante datum van 27 november 2021 Oekraïne had verlaten. Verzoeker, die in Oekraïne verbleef op basis van een permanente verblijfsvergunning, had in januari 2022 zijn familie in Oekraïne bezocht en was daarna naar Nederland gekomen. Tijdens de zitting op 20 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, omdat verweerder niet had erkend dat verzoeker de Georgische nationaliteit had en niet de Oekraïense, zoals in het besluit was vermeld. Dit leidde tot de conclusie dat er onzekerheid bestond over de afloop van de bezwaarschriftprocedure. De voorzieningenrechter besloot om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij het primaire besluit werd geschorst tot vier weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd bepaald dat verweerder binnen één week na de uitspraak een verblijfssticker in het paspoort van verzoeker moest plaatsen. Verweerder werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die op € 1.674,- werden vastgesteld.
De uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.