ECLI:NL:RBDHA:2023:7976
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 17 april 2023, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen aan Duitsland voordat op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de asielaanvraag niet binnen de uiterste overdrachtstermijn kon worden behandeld. De voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit werd geschorst en verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mocht afwachten.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 837,- werden vastgesteld. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.