ECLI:NL:RBDHA:2023:7974

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL21.17232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens onbekende bestemming en gebrek aan contact met gemachtigde

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak NL21.17232, waarbij de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag in de verlengde procedure als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser was geregistreerd als met onbekende bestemming vertrokken sinds 1 november 2022 en had sindsdien geen contact meer gehad met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft op 17 mei 2023 meegedeeld dat zij voor het laatst op 7 maart 2023 contact had gehad met eiser en hem had geadviseerd zich opnieuw te melden bij het COA. Tijdens de zitting op 24 mei 2023 is eiser niet verschenen, noch heeft hij anderszins bericht gedaan. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland, waardoor hij geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17232
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 26 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 9 februari 2022 heeft de rechtbank het verzoek om uitstel van de behandeling van het beroep op de zitting van 23 februari 2022 toegewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Uit de door verweerder overgelegde stukken blijkt dat eiser al geruime tijd geregistreerd staat als met onbekende bestemming vertrokken, namelijk vanaf 1 november 2022.
2. Bij bericht van 17 mei 2023 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd meegedeeld dat zij voor het laatst op 7 maart 2023 contact heeft gehad met eiser. Zij heeft eiser toen geadviseerd om zich zo spoedig als mogelijk opnieuw te melden bij het COA. Niet is gebleken dat eiser dit heeft gedaan. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat zij eiser sindsdien niet heeft kunnen bereiken. Zo heeft hij niet gereageerd op de brief van zijn gemachtigde met het dringende verzoek direct contact met haar op te nemen. Ook ter zitting is eiser niet verschenen noch heeft hij anderszins bericht, terwijl hij volgens zijn gemachtigde wel van datum en tijdstip daarvan op de hoogte is.
3. Uit het voorgaande moet dan ook worden afgeleid dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de aanvankelijk verzochte asielrechtelijke bescherming in Nederland nu hij met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer onderhoudt met zijn gemachtigde. Eiser heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.