ECLI:NL:RBDHA:2023:7967

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL23.835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor verblijfsvergunning en arbeidsrecht tijdens bezwaarprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder hebben. Verzoekers, bestaande uit een vrouw en haar partner, hebben aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel arbeid als kennismigrant en verblijf als gezinslid. Deze aanvragen zijn door de staatssecretaris op 14 december 2022 afgewezen, waarop verzoekers bezwaar hebben gemaakt en de voorzieningenrechter hebben verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 20 maart 2023 hebben verzoekers hun standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerden dat de afwijzing onterecht was en dat er een toezegging was gedaan door de beslismedewerker van de staatssecretaris. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers een redelijke kans van slagen hebben in hun bezwaar, en dat het niet mogelijk is om gedurende de bezwaarprocedure in Turkije te blijven werken.

De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om arbeid te mogen verrichten gedurende de bezwaarperiode toegewezen. Tevens is bepaald dat verzoekers niet mogen worden uitgezet tot zes weken na de beslissing op het bezwaar. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.835

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster, en
[verzoeker 1], verzoeker, mede namens hun minderjarige kind
[verzoeker 2], tezamen: verzoekers,
[v nummers]
(gemachtigde: mr. S. Kahraman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

In het besluit van 14 december 2022 heeft verweerder de aanvragen om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor de verblijfsdoelen ‘arbeid als kennismigrant’ en ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [verzoekster] ’ afgewezen.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 maart 2023 op zitting behandeld. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoekster wil in Nederland verblijven als kennismigrant. Zij kan direct na het verkrijgen van een verblijfsvergunning in dienst treden als [functie] bij
[werkgever] Verzoeker is enig aandeelhouder van deze onderneming. [werkgever] is de referent voor wat betreft deze aanvraag.
2.2
Verzoeker en de minderjarige dochter hebben een van verzoekster afgeleid verblijfsrecht aangevraagd voor verblijf bij verzoekster.
3. Volgens verweerder is de continuïteit van de onderneming onvoldoende aannemelijk gemaakt. De aanvraag van verzoekster is daarom afgewezen op grond van artikel 1d, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2, van het Buwav [1] . Omdat de aanvraag van verzoekster is afgewezen, kunnen verzoeker en hun dochter geen aanspraak maken op afgeleid verblijf bij verzoekster. Hun aanvragen zijn daarom ook afgewezen.
Standpunt verzoekers
4.1
Verzoekers voeren kort samengevat aan dat de gehanteerde afwijzingsgrond niet kan worden tegengeworpen omdat er geen wettelijke grondslag voor is. Bovendien is deze tegenwerping in strijd met de standstill-bepaling in artikel 13 van Besluit 1/80. Verder stellen verzoekers dat verweerder op grond van het vertrouwensbeginsel de gevraagde vergunningen aan hen moet verlenen. Op [medio] november 2022 heeft de beslismedewerker van verweerder telefonisch ondubbelzinnig te kennen gegeven dat de aanvragen zouden worden ingewilligd, dat werd voldaan aan de vereisten en dat de beslissing binnen twee weken op schrift zou komen. Hierop hebben verzoekers stappen ondernomen om hun leven in Turkije volledig te beëindigen en zich definitief in Nederland te vestigen. Zij hebben de woning in Turkije opgeleverd, in de weken erna hebben zij al hun spullen naar Nederland verhuisd voor zover dat praktisch mogelijk was en zij hebben onderhandeld met makelaars voor verkrijging van een zelfstandige woonruimte.
4.2
Verzoekers hebben desgevraagd op de zitting toegelicht dat verzoeker registeraccountant is en in Turkije in een familiebedrijf zat. Na onderzoek te hebben gedaan, wil hij het netwerk van het familiebedrijf overhevelen naar Nederland. Nederland heeft belastingtechnisch een gunstig klimaat en verzoeker wil met [werkgever] vanuit Nederland de Turkse en Nederlandse markt bedienen. Verzoeker wil dan in Nederland voor de B.V. werken als bestuurder en verzoekster als [functie]. Ze hebben met hun multi-entry visum de afgelopen periode heen en weer gependeld tussen Turkije en Nederland, contacten gelegd en klanten aangetrokken. Verzoekers hebben na de toezegging een huis in hartje Amsterdam gehuurd, hun huis in Turkije opgezegd en verzoeker heeft zijn deel in het familiebedrijf in Turkije overgedragen aan zijn vader. [werkgever] staat, alles is rond, alleen de ontbrekende verblijfsvergunningen beletten verzoekers om aan de slag te gaan. Klanten zullen afhaken als de beslissing op het bezwaar moet worden afgewacht en verzoekers zullen financieel nadeel lijden.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft omdat er een toezegging is gedaan. Verweerder heeft daarom aangegeven dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het gevraagde voor zover dat ziet op het afwachten van de beslissing op het bezwaar in Nederland. Volgens verweerder komt toewijzing van het verzoek om arbeid te verrichten gedurende de bezwaarperiode niet voor toewijzing in aanmerking omdat het geen voorlopige voorziening is, maar een definitieve. Verder ziet verweerder niet in waarom de activiteiten niet nog een tijdje kunnen worden overgeheveld naar Turkije zodat de Nederlandse markt vanuit Turkije kan worden bediend.
Oordeel van de voorzieningenrechter
6.1
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek om arbeid te mogen verrichten gedurende de bezwaarperiode toe te wijzen. Zij legt hieronder uit waarom.
6.2
Verweerder heeft op de zitting duidelijk aangegeven dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft omdat er een toezegging is gedaan. Om die reden mogen verzoekers het bezwaar in Nederland afwachten. De voorzieningenrechter ziet in deze mededeling van verweerder, anders dan verweerder zelf, ook voldoende aanleiding om te bepalen dat verzoekers mogen werken gedurende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter deelt niet het standpunt van verweerder dat dit geen voorlopige voorziening is. Als het besluit op het bezwaar wordt genomen, eindigt deze voorziening van rechtswege. Bovendien is het, zoals verzoekers hebben gesteld, geen optie om tot aan de beslissing op het bezwaar heen en weer te blijven pendelen en vanuit Turkije de Nederlandse markt te bedienen, zoals verweerder heeft gesuggereerd. Verzoekers kunnen Nederland niet verlaten gedurende het procedureel rechtmatig verblijf hangende de bezwaarprocedure. [2] Indien verzoekers nu zouden terugkeren naar Turkije om te werken, zouden zij vanwege het multi-entry visum minimaal drie maanden moeten wachten om weer naar Nederland te kunnen reizen.
Conclusie
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het gezamenlijke verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-. Indien aan verzoekers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoekers per direct een arbeidsmarktaantekening moeten krijgen waarmee zij in Nederland arbeid mogen verrichten tot zes weken na de beslissing op het bezwaar;
- bepaalt dat verzoekers niet mogen worden uitgezet tot zes weken na de beslissing op het bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M. Journée, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Besluit uitvoering Wet Arbeid Vreemdelingen.
2.Dat kan in beginsel alleen met een terugkeervisum vanwege dringende redenen, zie ook