ECLI:NL:RBDHA:2023:7959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
NL22.24461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) op basis van artikel 8 EVRM met betrekking tot de belangenafweging tussen eiser en verweerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Surinaamse jongeman, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij zijn moeder in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd echter afgewezen omdat de moeder, die in Nederland verblijft, niet voldoet aan het middelenvereiste. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet in zijn voordeel uitvalt.

De rechtbank overweegt dat de moeder van eiser, die in Nederland verblijft, niet aan de financiële eisen voldoet om eiser te kunnen laten komen. Hoewel er persoonlijke banden zijn tussen eiser en zijn moeder, weegt de belangenafweging in het nadeel van eiser, vooral omdat hij al geruime tijd in Suriname verblijft en er geen reële zorgalternatieven zijn aangetoond. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat de moeder niet in staat is om de zorg voor eiser te dragen en de economische belangen van Nederland ook een rol spelen in deze beslissing.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.C. Stoop),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S. van den Anker).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
Bij besluit van 7 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2023 op zitting behandeld. [referente] (referente) is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 2003 en heeft de Surinaamse nationaliteit. Eiser wenst verblijf in Nederland bij zijn moeder, tevens referente. Referente en haar dochter [naam 1] (zus van eiser), beide van de Surinaamse nationaliteit, zijn respectievelijk in 2015 en 2016 naar Nederland gekomen op grond van een verblijfsvergunning regulier. Momenteel heeft referente een afgeleid verblijfsrecht in Nederland op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] vanwege de zorg voor [naam 2] , het minderjarige Nederlandse kind dat zij uit een andere relatie heeft gekregen.

Wat heeft verweerder besloten?

2. Verweerder heeft de weigering van de mvv bij het bestreden besluit gehandhaafd, omdat referente niet aan het middelenvereiste voldoet en ook niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het middelenvereiste. Ook heeft verweerder in bezwaar zijn conclusie gehandhaafd dat de weigering van de mvv niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM [2] , omdat geen sprake is van een inmenging in het bestaande gezinsleven tussen eiser en referente. Hoewel verweerder hechte en persoonlijke banden tussen eiser en referente aanneemt, valt de belangenafweging in hun nadeel uit.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser vindt dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM ten onrechte in zijn nadeel is uitgevallen. Verweerder heeft namelijk niet alle relevante belangen betrokken in zijn afweging en heeft daarnaast onvoldoende gemotiveerd waarom tot de gegeven uitkomst is gekomen. Zo valt niet in te zien waarom verwacht mag worden dat eiser nog bij zijn grootouders in Suriname kan verblijven, gelet op hun medische klachten, en waarom eiser gezien zijn leeftijd geen verzorging meer nodig heeft. Ook heeft verweerder in het kader van het economische belang van Nederland ten onrechte geen betekenis toegekend aan de inspanningen die referente heeft geleverd om aan het middelenvereiste te voldoen, namelijk het solliciteren voor banen en het volgen van een begeleidingstraject bij de gemeente. Ook heeft verweerder onvoldoende gewicht toegekend aan de subjectieve belemmeringen die gelden voor referente om het gezinsleven in Suriname uit te oefenen. Referente heeft het gezag over haar minderjarige Nederlandse kind en door het gezinsleven met eiser in Suriname uit te gaan oefenen, wordt het minderjarige Nederlandse kind van referente gedwongen om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, hetgeen in strijd is met het eerdergenoemde arrest Chavez-Vilchez.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Niet in geschil is dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het middelenvereiste. Ook niet in geschil is dat referente niet aan het middelenvereiste voldoet, omdat zij met haar inkomsten momenteel onvoldoende zelfstandige, duurzame middelen van bestaan verwerft. Partijen twisten in beroep enkel nog over de vraag of verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het nadeel van eiser en referente mocht laten uitvallen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Eerste toelating en geen recht op vrije domiciliekeuze
4.1
Verweerder heeft in deze belangenafweging voorop mogen stellen dat het hier gaat om een eerste toelating van eiser en dat artikel 8 van het EVRM geen recht op vrije domiciliekeuze biedt. Hoewel de rechtbank begrijpt dat referente destijds niet heeft beoogd dat eiser zo lang gescheiden van haar in Suriname zou wonen, laat dit onverlet dat zij ten tijde van haar komst naar Nederland in 2015 de bewuste keuze heeft gemaakt om eiser bij zijn grootouders in Suriname onder te brengen, terwijl onzeker was of eiser zich op een later moment bij referente en zijn zus zou kunnen voegen. Het feit dat het gezinsleven tussen eiser en referente al geruime tijd op afstand wordt ingevuld is een omstandigheid die in het nadeel van eiser mag worden meegewogen.
Reële zorgalternatieven in Suriname
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen overwegen dat eiser niet heeft aangetoond welke verzorging – gelet op zijn leeftijd – nog noodzakelijk voor hem is en waarom hij hiervoor niet terecht kan bij zijn grootouders in Suriname. Hoewel beide grootouders medische klachten hebben, heeft eiser niet concreet kunnen maken voor welke verzorging hij momenteel nog afhankelijk is van volwassen familieleden. Dat de grootouders door medische klachten niet meer in staat zijn om de verzorging te bieden, weegt in het gegeven geval dan ook minder zwaar in het voordeel van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen overwegen dat van eiser – gelet op zijn leeftijd – verwacht mag worden dat hij stappen naar zelfstandigheid gaat maken en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij momenteel nog van zorg van derden afhankelijk is. De aangevoerde beroepsgronden slagen niet.
Economische belangen van Nederland
4.3
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat verweerder gewicht mocht toekennen aan het economische belang van Nederland en dat dit meeweegt in het nadeel van eiser, nu niet in geschil is dat referente niet voldoet aan het middelenvereiste. Hoewel de rechtbank aannemelijk acht dat referente zich inspant om aan werk te komen, blijft het tot op heden onzeker of zij in de toekomst niet meer afhankelijk zal zijn van haar bijstandsuitkering en of zij genoeg zal verdienen om haar gezin en zo nodig eiser te kunnen onderhouden. Daarbij heeft verweerder niet ten onrechte gewezen op het feit dat het economisch belang van Nederland verder strekt dan de verstrekking van een uitkering, nu het ook ziet op de bescherming van de arbeidsmarkt en door de overheid (deels) betaalde voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en infrastructuur.
Subjectieve belemmeringen
4.4
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat voor zover sprake is van subjectieve belemmeringen om het gezinsleven in Suriname uit te oefenen, hieraan geen doorslaggevend gewicht hoeft te worden toegekend. Hierbij is van belang dat niet helemaal duidelijk geworden is in hoeverre het echt niet mogelijk is voor referente om zich met haar Nederlandse kind in Suriname te vestigen. Maar ook als ervan uit gegaan wordt dat dit laatste niet mogelijk is, weegt het nog niet op tegen de omstandigheden dat het gezinsleven tussen eiser en referente sinds 2015 op afstand plaatsvindt, dat eiser inmiddels meerderjarig is en dat de verblijfsweigering hen niet belet het gezinsleven op deze wijze voort te zetten. Daarom bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat referente en haar Nederlandse kind als gevolg van de weigering eiser verblijf toe te staan, worden gedwongen om naar Suriname te vertrekken en het grondgebied van de Europese Unie te verlaten. Verweerder hoefde de door eiser in dit verband aangevoerde omstandigheden dan ook niet anders te wegen dan hij heeft gedaan.
Geen strijd met artikel 8 van het EVRM
5. Alles in onderlinge samenhang bezien heeft verweerder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiser laten uitvallen. De afwijzing van de mvv-aanvraag is daarom niet in strijd met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft de mvv op goede gronden geweigerd.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.