Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[verzoekende partij sub 1] ,
SARABEL B.V.,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin verzoekers, SARABEL B.V. en een andere partij, een verzoek hebben ingediend tot verlenging van de termijn voor het instellen van de hoofdzaak na het leggen van conservatoir bewijsbeslag. De verzoekers hadden eerder verlof gekregen om bewijsbeslag te leggen ten laste van de tegenpartij, maar vroegen nu om de termijn voor het instellen van de hoofdzaak te verlengen tot 31 december 2023. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de verzoekers niet tijdig een bodemprocedure als hoofdzaak hadden ingediend, wat hen wel was toegestaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ratio van artikel 700 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet in de weg staat aan de termijnverlenging, maar dat het enkele feit dat verzoekers mogelijk additionele hoofdzaken willen aanhangig maken, onvoldoende grond biedt voor de gevraagde verlenging. De voorzieningenrechter benadrukte dat de termijn is vastgesteld in het belang van de tegenpartij, die snel in rechte moet worden betrokken. De beslissing om een kort geding als hoofdzaak aanhangig te maken, terwijl een bodemprocedure ook mogelijk was, komt voor rekening en risico van de verzoekers. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om verlenging van de termijn afgewezen.