ECLI:NL:RBDHA:2023:7921

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
23/3053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsrecht op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster afgewezen. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden had op 31 maart 2023 het recht op bijstand van verzoekster opgeschort en op 13 april 2023 ingetrokken, omdat verzoekster niet was verschenen op een uitnodiging voor een rechtmatigheidsonderzoek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 mei 2023 behandeld, waarbij verzoekster zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster onvoldoende medewerking heeft verleend door niet op de uitnodigingen van het college te verschijnen. Ondanks haar psychische problemen, die het college kende, blijft verzoekster zelf verantwoordelijk voor het tijdig openen van haar post en het opvolgen van afspraken. De voorzieningenrechter concludeert dat het college bevoegd was om het recht op bijstand op te schorten en in te trekken, en ziet geen aanleiding om het bestreden besluit te schorsen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

De uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck op 1 juni 2023, en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3053

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en

het college van burgemeester en wethouders gemeente Leiden, het college

(gemachtigde: K. Bergacker).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de intrekking van haar recht op bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Met het besluit van 31 maart 2023 (primair besluit 1) heeft het college het recht van verzoekster op bijstand op grond van de Pw met ingang van 28 maart 2023 opgeschort.
1.2.
Met het besluit van 13 april 2023 (primair besluit 2) heeft het college het recht van verzoekster op bijstand op grond van de Pw met ingang van 28 maart 2023 ingetrokken.
1.3.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is niet in persoon verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Voor het college is verschenen diens gemachtigde en [naam].

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
3. Verzoekster voert aan dat de uitkering onrechtmatig is ingetrokken, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 54, vierde lid, Pw.
4. De voorzieningenrechter deelt verzoeksters standpunt niet. Uit het dossier komt naar voren dat het college verzoekster met de brief van 9 maart 2023 heeft uitgenodigd voor een rechtmatigheidsonderzoek op 28 maart 2023. Dit is, zoals het college zegt, gebeurd naar aanleiding van door verzoekster eerder ingeleverde bankafschriften. Op die afschriften heeft het college geconstateerd dat verzoekster veelvuldig pintransacties doet in [plaats 1], terwijl dat in [plaats 2], waar zij woont, vrijwel niet gebeurt. Het college heeft ook bijzonder onderzoek laten doen. De resultaten daarvan waren voor het college aanleiding om verzoekster uit te nodigen voor een gesprek. Verzoekster is, zonder bericht van verhindering, niet op het gesprek van 28 maart 2023 verschenen. Het college heeft daarop het recht op bijstand met ingang van die datum opgeschort. Het college heeft verzoekster, zodat zij het verzuim kon herstellen, uitgenodigd voor een gesprek op 6 april 2023. Ook op die datum is zij niet verschenen.
4.1 Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft. Dat staat in artikel 54, eerste lid, Pw.
4.2
Vaststaat dat verzoekster geen gehoor heeft gegeven aan de uitnodiging van 9 maart 2023 om op 28 maart 2023 te verschijnen voor een gesprek. Daarmee heeft zij anderszins onvoldoende medewerking verleend, zoals bedoeld in artikel 54, eerste lid, Pw.
4.3
Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort. Dat staat in artikel 54, vierde lid, Pw. Dat het college een belanghebbende in de gelegenheid moet hebben gesteld om het verzuim te herstellen, staat in artikel 54, tweede lid, Pw.
4.4
Vast staat ook dat verzoekster evenmin gehoor heeft gegeven aan de door het college geboden gelegenheid om het verzuim te herstellen door op 6 april 2023 te verschijnen voor een gesprek.
4.5
Verzoekster heeft betoogd dat haar niet kan worden verweten dat zij bij herhaling niet is verschenen voor gesprekken waarvoor het college haar had opgeroepen. Het college weet dat zij al geruime tijd last heeft van (ernstige) psychische problemen. Door die problemen was zij niet in staat haar post bij te houden en daarom was zij niet op de hoogte van die afspraken.
4.6.1
Dit betekent echter niet dat haar geen verwijt kan worden gemaakt dat zij niet
op die afspraken is verschenen. Verzoekster is – ook al wist het college van haar psychische problemen – zelf verantwoordelijk voor het tijdig openen van haar post. [1] Als zij door haar psychische beperkingen daar niet toe in staat was, lag het op haar weg daarbij de hulp van derden in te roepen. Zeker nu zij wist dat het college nog contact met haar zou opnemen. Op 7 maart 2023 heeft verzoekster in het kader van een heronderzoek met een medewerker van het college een gesprek gehad. Daarin is haar meegedeeld dat zij in de week van 27 maart 2023 opnieuw een uitnodiging kon verwachten. Dat had voor haar een reden moeten zijn om haar brievenbus in de gaten te (laten) houden.
4.6.2
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 54, eerste en vierde lid, Pw. Het college was dus bevoegd om verzoeksters recht op bijstand met ingang van 28 maart 2023 op te schorten en vervolgens met ingang van 28 maart 2023 in te trekken. In wat verzoekster heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding dat het college in dit geval niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken.
5. De voorzieningenrechter ziet niet in dat het bestreden besluit na bezwaar niet in stand zal kunnen blijven.
6. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Dat betekent dat het bestreden besluit niet bij wijze van voorlopige voorziening zal worden geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 april 2023; ECLI:NL:CRVB:2023:679