ECLI:NL:RBDHA:2023:7891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
NL23.13169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser met betrekking tot deelname aan Hirak-Rif demonstraties

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 2 juni 2023, is het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt te zijn geboren op [datum] en van Marokkaanse nationaliteit te zijn, had op 1 december 2022 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 april 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn deelname aan de Hirak-Rif demonstraties.

De rechtbank heeft op 23 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de verklaring op erewoord van de eiser, waarin hij zijn deelname aan de demonstraties onderbouwt, niet geloofwaardig was. De rechtbank wees erop dat de verklaring was opgesteld door bekenden van de eiser en dat er geen objectief verifieerbare informatie was die zijn claims ondersteunde.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eiser niet had aangetoond dat hij in Marokko te vrezen had voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel en geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13169

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum]. Hij heeft op 1 december 2022 een (opvolgende) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 24 april 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis

2. Eiser heeft op 21 juli 2023 voor de eerste keer asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft deze aanvraag bij besluit van 9 augustus 2021 afgewezen, omdat hij de door eiser gestelde deelname aan protesten en daaruit voortvloeiende problemen met de autoriteiten niet geloofwaardig heeft geacht. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft het beroep van eiser op 21 september 2021 ongegrond verklaard [1] . Het hoger beroep is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 september 2022 ongegrond verklaard [2] .

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is Riffijn en werd daarom onderdrukt door de Marokkaanse autoriteiten. Eiser stelt vanaf 2009 regelmatig en vanaf 2016 wekelijks te hebben deelgenomen aan demonstraties. Eiser wordt in verband hiermee gezocht door de autoriteiten. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een verklaring op erewoord overgelegd. Daarin wordt volgens eiser vermeld dat hij actief is binnen de Hirak Rif-beweging en dat om deze reden een arrestatiebevel tegen hem is uitgevaardigd. Voorts heeft eiser foto’s overgelegd, waaruit volgens hem zijn deelname aan demonstraties blijkt.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. deelname aan demonstraties en de daaruit voortvloeiende problemen;
3. geloofsovertuiging.
De staatssecretaris heeft het eerste en derde relevante element geloofwaardig geacht. De staatssecretaris vindt het tweede relevante element niet geloofwaardig. De staatssecretaris wijst er daartoe allereerst op dat de gestelde deelname aan demonstraties en de daaruit voorvloeiende problemen in de eerste asielprocedure van eiser ongeloofwaardig zijn bevonden. De door eiser overgelegde verklaring op erewoord en foto’s leiden er niet toe dat de staatssecretaris dit relevante element (alsnog) geloofwaardig acht. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit vervolgens het eerste en derde relevante element getoetst. Eiser is afkomstig uit Marokko en Marokko kan volgens de staatssecretaris worden beschouwd als een veilig land van herkomst. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij in Marokko te vrezen heeft voor problemen die verlening van internationale bescherming rechtvaardigen. Ook vindt de staatssecretaris dat eiser bij terugkeer naar Marokko geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [3] .
Heeft de staatssecretaris het tweede relevante element ongeloofwaardig kunnen achten?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat hij deelnemer/activist is van de Hirak Rif-protesten. Uit de door eiser overgelegde verklaring op erewoord blijkt dat hij door de Marokkaanse autoriteiten wordt gezocht omdat zij hem als Hirak Rif-activist beschouwen. Volgens eiser heeft de staatssecretaris ten onrechte overwogen dat aan de verklaring niet de waarde kan worden gehecht die eiser wil.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de besluitvorming niet ten onrechte overwogen dat het feit dat het document op verzoek van eiser is opgesteld door twee bekenden van hem en dat uit het document niet blijkt dat de opstellers daadwerkelijk bij de autoriteiten werken, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid en de waarde die aan het document kan worden gehecht. De rechtbank volgt eisers stelling dat uit de identiteitsnummers op het document blijkt dat de opstellers bij de gemeente werken niet, omdat dit op geen enkele wijze kan worden afgeleid uit deze nummers. De staatssecretaris heeft er bovendien op kunnen wijzen dat niet duidelijk is gemaakt op welke wijze de opstellers van het document op de hoogte zouden zijn geraakt van de informatie over eiser. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van objectief verifieerbare informatie. Het feit dat op het document een legalisatiestempel staat van de gemeente leidt niet tot een ander oordeel, nu de stempel is ondertekend door de opstellers van het document zelf en niet door een onafhankelijke functionaris. Nu eiser voorts geen andere documenten heeft overgelegd die zijn verklaringen ondersteunen en daarvoor een plausibele verklaring ontbreekt, heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat eiser met de overgelegde verklaring op erewoord niet alsnog – en anders dan eerder is geoordeeld - aannemelijk heeft gemaakt dat hij heeft deelgenomen aan de door hem genoemde demonstraties.
Heeft de staatssecretaris een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht?
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de door eiser overgelegde foto’s ten onrechte niet in samenhang met de verklaring op erewoord heeft beoordeeld. Er heeft volgens hem geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsgevonden.
10. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de besluitvorming deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaring op erewoord en de overgelegde foto’s er niet toe leiden dat eisers verklaringen over zijn deelname aan demonstraties en daaruit voortvloeiende problemen (alsnog) geloofwaardig worden geacht. De staatssecretaris heeft eisers verklaringen en de overgelegde documenten daarbij voldoende in onderlinge samenhang beoordeeld. De rechtbank wijst in dit verband op pagina 4 van het voornemen en pagina 5 van het bestreden besluit, waarin de staatssecretaris meer specifiek is ingegaan op de door eiser overgelegde foto’s. De staatssecretaris heeft bovendien overwegingen gewijd aan het door eiser overgelegde artikel van Amnesty International en in hoeverre dit kan bijdragen aan het alsnog geloofwaardig achten van het asielrelaas van eiser.
Is Marokko in zijn algemeenheid en voor eiser een veilig land van herkomst?
11. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag heeft gelegd dat Marokko een veilig land van herkomst is, gelet op alle uitzonderingen die op deze algemene regel volgens de staatssecretaris gelden. Bovendien is Marokko voor eiser geen veilig land van herkomst, omdat eiser als Berber en Riffijn zijn mening over de rechtmatigheid van de huidige Marokkaanse regering en het koningshuis niet kan uiten.
12. Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de besluitvorming kunnen verwijzen naar de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst van 9 februari 2016 en de herbeoordelingen van 11 juni 2018, 30 september 2020 en 6 mei 2021. Eiser heeft slechts gesteld dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van Marokko als veilig land van herkomst, maar heeft deze stelling niet nader geconcretiseerd of onderbouwd. De rechtbank volgt eiser daarom niet in deze stelling.
13. Het voorgaande betekent dat een algemeen rechtsvermoeden geldt dat vreemdelingen die uit Marokko komen, waaronder eiser, geen internationale bescherming nodig hebben. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat Marokko in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser behoort, gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen onder overweging 8 en 10, niet tot een van de risicogroepen zoals vermeld in de herbeoordeling van 6 mei 2021, waaronder de groep Hirak Rif-activisten (vgl. de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:70). De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit verder kunnen overwegen dat eiser ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko te vrezen heeft voor problemen die verlening van internationale bescherming rechtvaardigen of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Het enkele feit dat eiser Riffijn is en dat hij stelt de huidige regering en het koningshuis niet te erkennen, is daartoe niet voldoende.

Conclusie en gevolgen

15. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Willems-Keekstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL21.13043
2.Zaaknummer 202106202/1/V2
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden