In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 2 juni 2023, is het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die stelt te zijn geboren op [datum] en van Marokkaanse nationaliteit te zijn, had op 1 december 2022 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 24 april 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn deelname aan de Hirak-Rif demonstraties.
De rechtbank heeft op 23 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geconcludeerd dat de verklaring op erewoord van de eiser, waarin hij zijn deelname aan de demonstraties onderbouwt, niet geloofwaardig was. De rechtbank wees erop dat de verklaring was opgesteld door bekenden van de eiser en dat er geen objectief verifieerbare informatie was die zijn claims ondersteunde.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de eiser niet had aangetoond dat hij in Marokko te vrezen had voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel en geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.