ECLI:NL:RBDHA:2023:7879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL23.8071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Pakistaanse man, een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig werd geacht. Eiser heeft verklaard dat hij in 2018 in Italië zijn homoseksualiteit heeft ontdekt, maar zijn verklaringen hierover werden als summier, oppervlakkig en tegenstrijdig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn geaardheid, wat cruciaal is voor de beoordeling van zijn asielrelaas.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn privéleven niet consistent waren en dat hij niet in staat was om dieper in te gaan op zijn gevoelens en ervaringen. Eiser heeft aangegeven dat hij vreest voor vervolging bij terugkeer naar Pakistan, waar homoseksualiteit verboden is, maar de rechtbank vond dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn vrees te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, zorgvuldig heeft gehandeld en voldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van eiser. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de verklaringen van eiser niet geloofwaardig zijn en er geen gegronde vrees voor vervolging is aangetoond.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en objectieve beoordeling van asielaanvragen, vooral in zaken waar seksuele geaardheid een rol speelt. De rechtbank heeft de beslissing van verweerder om de aanvraag af te wijzen als ongegrond bevestigd en het beroep van eiser verworpen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8071

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L.E. Beket).

ProcesverloopBij besluit van 9 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft op 4 april 2023 aanvullende beroepsgronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Sharma. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1980, heeft de Pakistaanse nationaliteit en behoort tot de Punjabi-bevolkingsgroep. Hij is getrouwd met een vrouw en heeft drie kinderen.
1.1.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Zijn homoseksuele geaardheid heeft hij in 2018 tijdens zijn verblijf in Italië ontdekt. Na terugkomst in Pakistan in datzelfde jaar heeft hij zijn homoseksuele geaardheid verborgen gehouden om problemen te voorkomen. In 2021 is hij opnieuw vertrokken uit Pakistan. Eiser vreest bij terugkeer naar Pakistan dat hij wordt gedood, omdat homoseksualiteit daar is verboden. Hij heeft Pakistan ook verlaten, omdat hij zijn gezin niet kan onderhouden.
Wat is het standpunt van verweerder?
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. [1] Verweerder vindt de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet. Eiser heeft hierover summier, oppervlakkig en tegenstrijdig verklaard.
Wat vindt eiser in beroep?
3.
Eiser voert, onder verwijzing naar wat hij al eerder in de zienswijze heeft aangevoerd, aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is en onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor niet goed kunnen verklaren, omdat hij analfabeet is waardoor hij niet alle vragen goed begreep. Hij heeft moeite met abstracte begrippen en Engelse leenwoorden. Hierdoor was sprake van miscommunicatie met de tolk. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met eisers geringe begrips- en bevattingsniveau. Eiser heeft hier herhaaldelijk op gewezen. Eiser twijfelt ook aan de deskundigheid van de hoorambtenaar. Volgens eiser heeft verweerder een onjuist toetsingskader gehanteerd. Verder stelt eiser dat aanleiding bestaat om bij hem LVB [2] -problematiek te veronderstellen. In het MediFirst-advies van 7 december 2022 is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van LVB, waardoor dit advies te beperkt is. Dat hij zijn denkproces niet inzichtelijk heeft gemaakt, heeft verweerder hem daarom ten onrechte tegengeworpen. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een artikel uit A&MR over laaggeletterde asielzoekers. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhalen zienswijze
4. De rechtbank stelt voorop dat door verweerder in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op wat eiser in de zienswijze heeft aangevoerd. Voor zover eiser in beroep niet toelicht waarom hij het met (onderdelen van) de motivering niet eens is, komt aan zijn algemene stelling om wat hij in de zienswijze naar voren heeft gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen, geen betekenis toe.
Toetsingskader
5. Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de homoseksuele gerichtheid heeft verweerder Werkinstructie 2019/17 (hierna: de werkinstructie) als uitgangspunt genomen. Volgens deze werkinstructie is het aan de vreemdeling om de gestelde seksuele gerichtheid nader te onderbouwen. Verweerder moet bij de beoordeling rekening houden met de omstandigheid dat het voor een vreemdeling niet mogelijk is om met sluitend bewijs zijn homoseksuele gerichtheid aannemelijk te maken. De enkele stelling van de vreemdeling dat hij een homoseksuele geaardheid heeft, is echter ook niet voldoende. Verweerder maakt een individuele afweging die onderdeel is van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig WI 2014/10, waarbij alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken en in onderlinge samenhang worden gewogen. Het bepalen van welk gewicht toekomt aan de antwoorden op de vragen die zijn gesteld over iemands seksuele gerichtheid, is sterk afhankelijk van de individuele zaak. Verweerder houdt, evenals tijdens het gehoor, hierbij rekening met het referentiekader van de vreemdeling (opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, afkomst etc.). Bij de beoordeling wordt betrokken of de verklaringen consistent zijn en overeenkomen met hetgeen bekend is over de algemene situatie (ten aanzien van lhbti’s) in het land van herkomst. Volgens de werkinstructie ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. Het is belangrijk om het authentieke, individuele verhaal in het gehoor boven tafel te krijgen.
5.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder is uitgegaan van een onjuist toetsingskader. Zoals in het bestreden besluit is opgemerkt is verweerder er niet van uitgegaan dat bij eiser een interne worsteling heeft moeten plaatsvinden, maar is van hem verwacht dat hij zijn denkproces inzichtelijk kon maken. Verweerder heeft eiser, gelet op zijn summiere, oppervlakkige en tegenstrijdige verklaringen, mogen tegenwerpen dat hij hierin niet is geslaagd.
Miscommunicatie met de tolk
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij de tolk niet goed heeft verstaan en begrepen. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd aangeven dat uit het gehoor niet is af te leiden dat de tolk Engelse leenwoorden heeft gebruikt waar eiser moeite
mee heeft gehad. Daarbij komt dat aan het begin van het gehoor aan eiser is gevraagd om aan te geven als er vragen worden gesteld waar hij, om welke reden dan ook, moeite mee heeft. Hierop heeft eiser een bevestigend antwoord gegeven. [4] Daarnaast is uit het gehoor te herleiden dat de hoorambtenaar eiser diverse keren heeft laten weten dat hij het direct kan aangegeven als hij een vraag niet begrijpt. [5] Tevens is er aan eiser na zijn relaas nog gevraagd of hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. Hierop heeft hij bevestigend geantwoord. [6] Bovendien is er aan eiser uitleg gegeven wanneer hij een vraag niet heeft begrepen. Nu niet is gebleken dat eiser op enig moment heeft aangegeven dat hij de tolk niet goed heeft verstaan of begrepen is niet uit het verslag te herleiden dat sprake is geweest van miscommunicatie met de tolk.
6.1.
De enkele en tevens niet onderbouwde stelling dat moet worden getwijfeld aan de deskundigheid van de hoorambtenaar is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om daaraan de door eiser gewenste gevolgen te verbinden.
Referentiekader van eiser
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader. Uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [7] volgt dat verweerder bij het inrichten van de asielprocedure in algemene zin voldoende maatregelen heeft genomen om een zorgvuldige en objectieve beoordeling van een asielrelaas te waarborgen waarbij rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van de vreemdeling. [8]
7.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder in zaken waar geaardheidskwesties spelen moet doorvragen op de antwoorden van de betrokken vreemdeling. [9] Dit is van belang, omdat de mate waarin iemand zijn gerichtheid in woorden kan vatten per persoon zal verschillen. Niet iedere vreemdeling is namelijk gewend om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder tijdens het nader gehoor voldoende rekening heeft gehouden met het geringe begrips- en bevattingsniveau van eiser. De rechtbank verwijst daarbij naar wat verweerder daarover heeft opgemerkt in zijn besluitvorming. Uit de verslaglegging van het nader gehoor volgt dat de hoorambtenaar rekening heeft gehouden met het geringe begrips- en bevattingsniveau van eiser. Zo is hij erop gewezen dat hij moest aangegeven als hij moeite had met de vragen of de tolk niet goed kon verstaan of begrijpen. [10] Tijdens het nader gehoor is eiser gevraagd of hij begrijpt wat gevoelens zijn en is hem uitgelegd wat de hoorambtenaar bedoelt met gevoelens aan de hand van voorbeelden. [11] Gelet hierop kon het voor eiser duidelijk zijn wat er precies met de vragen werd bedoeld. Ook uit het bestreden besluit en het voornemen volgt dat verweerder nadrukkelijk heeft onderkend dat eiser geen opleiding heeft genoten en analfabeet is. De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder dat eiser geen concrete punten in het rapport heeft aangewezen, waaruit zou blijken dat onvoldoende rekening is gehouden met het geringe begrips- en bevattingsniveau van eiser. Bovendien mag verweerder, ondanks de omstandigheid dat eiser analfabeet is, van hem verwachten dat hij meer kan verklaren over zijn gestelde geaardheid, zeker nu dit een kernelement is van zijn asielrelaas.
MediFirst-advies
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het MediFirst-advies onvolledig is, omdat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de mogelijkheid van LVB bij eiser. Uit het hiervoor genoemde MediFirst-advies volgt dat, hoewel eiser heeft aangegeven dat hij analfabeet is, er geen beperkingen zijn om eiser te horen. Verweerder moet, als hij een advies van MediFirst aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich ingevolge artikel 3:2 van de Awb [12] ervan vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. [13] Als verweerder heeft voldaan aan deze op hem rustende vergewisplicht, kan eiser de uitkomst van dat advies alleen bestrijden door overlegging van een andersluidend deskundigenadvies. Eiser heeft geen andersluidend deskundigenadvies overgelegd of andere concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de juistheid van het advies van MediFirst. De enkele – niet onderbouwde – stelling dat bij eiser mogelijk sprake is van LVB-problematiek is daartoe onvoldoende.
8.1.
Gelet op het voorgaande, volgt de rechtbank eiser niet in zijn standpunt dat zijn vage en summiere verklaringen voortkomen uit het feit dat hij de vragen onvoldoende heeft begrepen of dat onvoldoende rekening is gehouden met eisers referentiekader. Verweerder mocht dan ook uitgaan van de verklaringen van eiser in het nader gehoor.
Homoseksuele geaardheid
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser over zijn privéleven summier, oppervlakkig en wisselend heeft verklaard. Verweerder heeft eiser in dit verband niet ten onrechte tegengeworpen dat hij onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn persoonlijke beleving en ervaring van zijn geaardheid, omdat eiser in het nader gehoor voornamelijk over zijn behoefte aan seks met mannen heeft verklaard en niet over de emotionele aspecten van zijn geaardheid. Hij heeft verklaard dat hij er in 2018 achter is gekomen dat hij op mannen valt. Na veelvuldig doorvragen van de hoorambtenaar komt eiser niet verder dan dat hij het fijn vindt met mannen en dat [naam], een man met wie eiser naar eigen zeggen in Italië zes maanden een relatie heeft gehad, zijn behoefte kon bevredigen. Hij geeft hiermee geen inzicht in zijn denkproces.
9.1.
Verder heeft verweerder eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over hoe het voor hem is om gevoelens voor mannen te hebben, terwijl dit afwijkt van de norm in Pakistan. Eiser heeft hierover alleen verklaard dat hij het fijn vond en er nooit problemen mee heeft gehad. [14] In de correcties en aanvullingen is aangegeven dat eiser het heel moeilijk vindt dat hij met niemand over zijn geaardheid kon praten en met niemand iets kunt doen in Pakistan. Dit rijmt niet met de verklaring van eiser dat hij in Nederland ook met niemand over zijn geaardheid heeft gesproken, omdat hij dit niet nodig vindt. [15] Van eiser mag worden verwacht dat hij inzicht geeft over hoe het voor hem is om anders te zijn dan anderen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij meer persoonlijk en diepgaander kan verklaren over zijn ervaringen en gevoelens, zeker omdat hij afkomstig is uit een land dat afwijzend staat tegenover homoseksualiteit.
9.2.
Verweerder heeft eiser verder niet ten onrechte tegengeworpen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn relatie met [naam]. Eiser heeft verklaard dat hij zes maanden een relatie met [naam] heeft gehad en liefde voor hem heeft gevoeld. [16] Zij woonden en leefden samen. Hij verklaart dat hij er gelukkig van werd om met [naam] samen te zijn en voelde zich dan “gewoon fijn”. Ook de verklaringen van eiser over wat hij aantrekkelijk en minder leuk aan [naam] vond zijn oppervlakkig en summier. [naam] was knap, mooi en eiser vond alles goed aan hem. Er was niets dat hij minder leuk aan hem vond. Aangezien eiser stelt dat hij van [naam] hield en [naam] bovendien zijn eerste homoseksuele relatie was, mag van hem worden verwacht dat hij uitgebreider en gedetailleerder over [naam] kan verklaren. Dat eiser hierin niet slaagt doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn relatie en gevoelens voor [naam].
9.3.
Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over of hij op zoek is gegaan naar belangenorganisaties voor lhbti’ers in Pakistan. Zo antwoordt hij in eerste instantie dat er in Pakistan niets is, dat hij dit niet heeft opgezocht, maar dat hij weet dat er geen organisaties zijn. [17] Vervolgens stelt hij dat hij dit heeft opgezocht en gevraagd en daardoor weet dat er geen organisatie is die de
belangen behartigt als twee mannen willen trouwen. [18]
9.4.
Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser mag worden verwacht dat hij enig onderzoek heeft gedaan naar organisaties van de lhbti-gemeenschap in Nederland en naar de situatie voor lhbti’ers in Nederland, voordat hij naar Nederland is vertrokken.
9.5.
Van eiser wordt niet per definitie verwacht wordt dat hij onderzoek doet naar organisaties van de lhbti-gemeenschap, maar verweerder heeft het wel opmerkelijk mogen vinden dat eiser geen enkel onderzoek heeft gedaan. Eiser is immers afkomstig uit een land waar homoseksualiteit verboden is en bovendien stelt hij dat hij Pakistan heeft verlaten vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Dat hij analfabeet is en zeer beperkt in staat is om zijn mobiele telefoon te gebruiken, waardoor hij niet in staat was om dit onderzoek te doen, heeft verweerder niet als verschoonbare reden hoeven aannemen.
9.6.
Eiser verschaft enigszins inzicht in hoe hij zich voelde toen hij terug was in Pakistan waar hij zijn seksuele geaardheid niet kon uiten. Zo verklaart hij dat hij daar niet kon leven zoals hij wilde en het leek alsof er een stukje van hem doodging. Het was alsof hij in de gevangenis zat en er niet uit kon komen en daar blijven met hoe hij wilde leven was de dood voor eiser.
9.7.
Verweerder heeft verder mogen tegenwerpen dat eiser in het nader gehoor vaak over de armoede in Pakistan begint en zijn seksuele geaardheid als secundaire reden voor zijn vertrek uit Pakistan noemt. Zo verklaart hij niet naar Pakistan te willen terugkeren, omdat hij daar niets heeft. Daarom is hij opnieuw naar Europa gekomen, omdat hij het in Pakistan niet redt en zijn gezin daar niet kan onderhouden. [19] Ook dit doet twijfelen aan de door eiser gestelde seksuele geaardheid.
10. Nu verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser homoseksueel is, heeft verweerder een beoordeling van de zwaarwegendheid terecht achterwege gelaten. De rechtbank volgt dan ook niet dat eiser als gevolg van zijn seksuele geaardheid bij terugkeer naar Pakistan gegronde vrees voor vervolging heeft dan wel een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM loopt.
11. Dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, volgt de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet.
Wat is de conclusie?
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Licht verstandelijke beperking.
3.A&MR van februari 2023, ‘Begrijpen wij elkaar wel?’ van drs. M.E.J. Kollen.
4.Rapport nader gehoor, alinea elf van pagina 3.
5.Rapport nader gehoor, alinea drie van pagina 11.
6.Rapport nader gehoor, alinea veertien van pagina 8.
7.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
8.Uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:341, r.o. 6.6.
9.Uitspraak van de Afdeling van 2 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1982.
10.Nader gehoor, pag. 3 en 4.
11.Nader gehoor, pag. 12.
12.Algemene wet bestuursrecht.
13.Uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2084.
14.Pag 18, NG.
15.NG, p. 14.
16.NG, p. 18; NG, p. 13
17.NG, p. 19.
18.NG, p. 20.
19.NG, p. 21.