ECLI:NL:RBDHA:2023:7878

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
C/09/646293 / JE RK 23-789
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, ingediend op 21 april 2023. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en een rapport van de Raad. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokken partijen gehoord, waaronder de vader, moeder, stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.

[minderjarige01] is erkend door de vader en verblijft feitelijk in een logeerhuis van Jeugdformaat, terwijl zij formeel bij de moeder staat ingeschreven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de gemoedstoestand van [minderjarige01], die meerdere suïcidepogingen heeft gedaan en niet naar school gaat. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar zijn op dit moment niet in staat om de ontwikkelingsbedreigingen van [minderjarige01] in het vrijwillige kader weg te nemen. De kinderrechter oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de onderliggende problematiek van [minderjarige01] te onderzoeken en passende hulpverlening te bieden.

De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige01] van 9 mei 2023 tot 9 mei 2024 onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en heeft een machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van drie maanden. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat er in de komende periode zorgvuldig gewerkt moet worden aan een stapsgewijze terugkeer van [minderjarige01] naar de moeder, waarbij de moeder en de vader hun betrokkenheid hebben getoond en instemden met de voorgestelde maatregelen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/646293 / JE RK 23-789
Datum uitspraak: 9 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 21 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2009 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats02] ,

[de man02] ,

hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats03] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het rapport van de Raad van 21 april 2023.
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- de moeder;
- de stiefvader;
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige01] is voorafgaand aan de zitting in de raadkamer gehoord.

Feiten

- [minderjarige01] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij een logeerhuis van Jeugdformaat, maar staat ingeschreven bij de moeder.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de periode van drie maanden. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
[minderjarige01] heeft een onrustige jeugd gehad, waar sprake was van persoonlijke problematiek van de moeder en van een instabiele relatie tussen de moeder en de vader. De moeder heeft in het verleden een fysiek gewelddadige relatie gehad, waar [minderjarige01] getuige van is geweest. [minderjarige01] is ook getuige geweest van middelengebruik van de moeder. Er zijn meerdere vormen van hulpverlening in het vrijwillige kader betrokken geweest, maar deze kwamen niet voldoende van de grond. De moeder maakt bij de Raad een overbelaste indruk en de vader weet niet welke rol hij moet innemen in de opvoeding. Verder bestaan er ernstige zorgen over de gemoedstoestand van [minderjarige01] . [minderjarige01] heeft meerdere pogingen gedaan tot suïcide, doet zeer zorgelijke uitspraken, gaat al geruime tijd niet naar school en heeft geen dagbesteding. De ondertoezichtstelling van [minderjarige01] is noodzakelijk om zicht te krijgen op de onderliggende problematiek van [minderjarige01] en om haar passende hulpverlening te kunnen bieden. Verder moet er zicht komen op de opvoedsituatie van [minderjarige01] bij de vader en bij de moeder en er moet bekeken worden hoe zij hierin ondersteund kunnen worden, zodat zij beter kunnen aansluiten op de opvoedbehoeftes van [minderjarige01] . De machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] is noodzakelijk omdat [minderjarige01] momenteel in een logeerhuis van Jeugdformaat verblijft, en niet bij een ouder met gezag. Ter zitting is naar voren gekomen dat er al gewerkt wordt aan terugplaatsing bij de moeder. In de komende periode zal worden gekeken hoe dit verloopt en hoe dit verder vormgegeven kan worden.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. De moeder zou het liefst zien dat [minderjarige01] zo snel mogelijk weer thuis komt wonen en zegt dat de deur altijd voor haar open staat, maar erkent dat de terugplaatsing niet overhaast moet worden. De moeder hoopt dat [minderjarige01] nu de hulp zal krijgen die zij nodig heeft.
De stiefvader sluit zich aan bij de moeder. Hij denkt dat het goed is als [minderjarige01] met iemand kan praten en haar gevoelens kwijt kan.
De vader heeft ook ingestemd met het verzochte. Hij zegt pas sinds kort betrokken te zijn bij de opvoeding van [minderjarige01] , maar vindt het goed dat [minderjarige01] hulp krijgt en hoopt dat het snel beter met haar gaat. Hij is ook van mening dat de terugplaatsing niet overhaast moet plaatsvinden, en dat het beter is als er de tijd voor genomen wordt.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] bestaan uit het hierna volgende.
Er bestaan al een geruime tijd ernstige zorgen om de opvoedsituatie en de gemoedstoestand van [minderjarige01] . [minderjarige01] geeft aan het leven niet meer te zien zitten, heeft gedachtes aan suïcide (en heeft pogingen hiertoe gedaan) en zij beschadigt zichzelf. Verder gaat [minderjarige01] niet naar school en lijkt ze hier ook geen motivatie voor te kunnen vinden. Het is belangrijk dat er wordt uitgezocht wat de onderliggende redenen zijn voor de sombere gedachtes en de problematiek van [minderjarige01] zodat een jeugdbeschermer kan zorgen dat [minderjarige01] de hulpverlening ontvangt die zij nodig heeft om zich weer beter te voelen. Verder is belangrijk dat [minderjarige01] waar naar school gaat of een andere positieve dagbesteding krijgt. Het is duidelijk dat de moeder, de vader en de stiefvader het beste met [minderjarige01] voor hebben, maar zij zijn op dit moment niet voldoende in staat de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige01] in het vrijwillige kader weg te nemen. Een jeugdbeschermer kan de benodigde hulpverlening regelen en zal er op kunnen toezien dat deze ook doorgang vindt. Gelet op de duur en de ernst van de problematiek vindt de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de verzochte duur passend.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Nadat [minderjarige01] is weggelopen van huis, heeft zij een plek gekregen bij het logeerhuis van Jeugdformaat. Om een langer verblijf voor haar mogelijk te maken, is een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk ex art 1:265a van het Burgerlijk Wetboek, omdat zij niet meer bij een gezaghebbende ouder woont. De duur van de machtiging voor de periode van drie maanden is noodzakelijk, om [minderjarige01] en de moeder de ruimte en rust te bieden die zij nodig hebben tijdens het zetten van stappen naar terugplaatsing. Er moet in de komende periode op een zorgvuldige manier worden gewerkt aan een stapsgewijze terugkeer naar moeder.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 9 mei 2023 tot 9 mei 2024 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 9 mei 2023 tot 9 augustus 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.