ECLI:NL:RBDHA:2023:7877

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB 22/6932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen ingetrokken terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Zuid-Koreaanse studente, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning die geldig was tot 3 januari 2021, maar verbleef na deze datum nog in Nederland. Dit leidde tot een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar, dat op 28 oktober 2022 door de staatssecretaris was opgelegd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de staatssecretaris heeft het bestreden besluit op 12 april 2023 ingetrokken. Eiseres heeft haar beroep echter gehandhaafd, omdat zij meende recht te hebben op een hogere proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2023 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. K.A. van Iwaarden. De rechtbank overwoog dat, aangezien het bestreden besluit was ingetrokken, eiseres met haar beroep niet in een gunstigere positie kon komen dan voorheen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. Eiseres kreeg echter wel een proceskostenvergoeding van € 1255,50 toegewezen, die door de staatssecretaris moest worden betaald. De rechtbank heeft de vergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de ingediende beroepschrift en de deelname aan de zitting.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen vier weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6932

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vrijssen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van 2 jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 11 april 2023 een reactie op het verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 12 april 2023 het bestreden besluit ingetrokken.
Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door een kantoorgenoot (mr. [naam] ). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Zuid-Koreaanse nationaliteit. Eiseres kwam studeren in Nederland en had op basis daarvan een verblijfsvergunning, geldig tot 3 januari 2021. Omdat eiseres na deze termijn nog in Nederland verbleef is tegen haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Wat stelt eiseres in beroep?
2. Eiseres kan zich niet verenigen met het inreisverbod omdat het besluit in strijd is met het Vreemdelingenbesluit 2000. Hierin staat dat geen inreisverbod wordt uitgevaardigd indien de redelijke termijn na rechtmatig verblijf nog niet verstreken is. [1]
Eiseres heeft op zitting aangegeven dat ondanks dat het besluit is ingetrokken en verweerder aangeboden heeft een punt aan kosten rechtsbijstand te betalen, zij haar beroep heeft gehandhaafd, omdat zij meent dat zij recht heeft op een hogere proceskostenvergoeding. Zij heeft kort voor de zitting het verweerschrift ontvangen waarna zij nog nadere stukken heeft ingediend, wat tot een extra half punt moet leiden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. De rechtbank overweegt dat verweerder het bestreden besluit op 12 april 2023 heeft ingetrokken. Dit betekent dat eiseres met het beroep onmogelijk in een gunstigere positie kan komen dan voorheen. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang.
4. Eiseres krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding wordt berekend met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht en bedraagt € 1255,50 (1,5 punt, met een waarde per punt van
€ 837,-). 1 punt wordt toegekend omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. Een half punt wordt toegekend omdat de gemachtigde van eiseres deel heeft genomen aan de zitting en hier alleen de proceskosten zijn behandeld (1 punt met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd over de nadere stukken geen aanknopingspunt om verweerder hierin te veroordelen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1255,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Verschoor, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 6.5 en artikel 3.82 van het Vreemdelingenbesluit 2000.