In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 15 april 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser stelde dat er geen geldig terugkeerbesluit aan hem was uitgereikt voorafgaand aan de oplegging van de maatregel van bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat het eerder uitgereikte terugkeerbesluit van 30 mei 2016 geen land van bestemming noemde en dus niet geldig was. Het aanvullend terugkeerbesluit, dat op dezelfde dag als de maatregel van bewaring was genomen, werd pas na de oplegging van de maatregel aan eiser uitgereikt. Dit was in strijd met de wettelijke vereisten, waardoor de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 25 april 2023. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.130,- aan eiser voor de onrechtmatige vrijheidsontneming, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 april 2023.