ECLI:NL:RBDHA:2023:7826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL22.14609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak na inwilliging aanvraag

In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 17 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft verzoeker op 13 juli 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 28 juli 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 21 september 2022 heeft verweerder alsnog de aanvraag ingewilligd.

De rechtbank heeft op 9 mei 2023 aan verzoeker gevraagd of hij het beroep handhaaft of intrekt. Op 11 mei 2023 heeft verzoeker aangegeven het beroep in te trekken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat, op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de veroordeling van verweerder in de proceskosten mogelijk is wanneer het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14609

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. B. Anik),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 17 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 13 juli 2022 heeft verzoeker verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Verzoeker heeft vervolgens op 28 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft in het besluit van 21 september 2022 (alsnog) de aanvraag van verzoeker ingewilligd. Bij brief van 9 mei 2023 heeft de rechtbank verzoeker gevraagd of hij het beroep naar aanleiding hiervan handhaaft of intrekt. Op 11 mei 2023 heeft verzoeker het formulier proceskosten ingevuld. De rechtbank leidt hieruit af dat verzoeker het beroep intrekt en verzoekt om vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift ter waarde van € 837,- en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.