ECLI:NL:RBDHA:2023:7821
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure
In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 24 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder beslissing heeft verzoekster op 29 augustus 2022 verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 7 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Op 27 december 2022 heeft verweerder een inwilligend besluit genomen, waarna verzoekster op 28 december 2022 haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoekster het beroep niet had ingetrokken, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.