ECLI:NL:RBDHA:2023:7821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL22.17778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure

In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 24 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder beslissing heeft verzoekster op 29 augustus 2022 verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 7 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Op 27 december 2022 heeft verweerder een inwilligend besluit genomen, waarna verzoekster op 28 december 2022 haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoekster het beroep niet had ingetrokken, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17778

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

geboren op [geboortedatum]
van Syrische nationaliteit
v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 24 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 29 augustus 2022 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
Verzoekster heeft op 7 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag.
Verweerder heeft op 27 december 2022 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoekster heeft op 28 december 2022 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. De rechtbank stelt vast dat verzoekster op 29 augustus 2022 een ingebrekestelling heeft verzonden naar verweerder. Verweerder heeft de ontvangst van de ingebrekestelling bevestigd bij brief van 30 augustus 2022. Op 7 september 2022 heeft verzoekster vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Op dat moment waren echter nog geen 14 dagen verstreken na de dag waarop verzoekster verweerder schriftelijk heeft medegedeeld dat hij in gebreke is. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn op 7 september 2022 nog niet was verstreken. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoekster het beroep niet had ingetrokken.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoekster in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.