ECLI:NL:RBDHA:2023:7802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Dublinverordening in asielprocedure met betrekking tot Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Talsma, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland als verantwoordelijk land was vastgesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar is niet verschenen op de zitting op 28 februari 2023. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, die aanvoerde dat hij niet terug wilde naar Duitsland vanwege eerdere detentie, beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van eiser niet voldoende bijzonder waren om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening, dat uitzonderingen op de overdracht mogelijk maakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 13 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.4533
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Procesverloop

Bij besluit van 13 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL23.4534, op 28 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland vastgesteld dat Duitsland het verantwoordelijke land is en daarom bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
2. Eiser voert aan dat hij niet terug wilt naar Duitsland omdat hij daar problemen verwacht omdat hij daar eerder heeft vastgezeten in de gevangenis.
3. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser als een beroep op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De rechtbank is van oordeel van verweerder in de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven te zien om toepassing te geven aan
artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening om oor de asielaanvraag in behandeling te nemen. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd zijn niet zo bijzonder en individueel dat verweerder een uitzondering had moeten maken. De rechtbank volgt verweerder dan ook dat niet gebleken is van omstandigheden die zodanig zijn dat overdracht in dit geval van een onevenredige hardheid zou getuigen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra
- Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.