ECLI:NL:RBDHA:2023:7797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL23.10805 en NL23.10845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.10805 en NL23.10845, waarbij eiser, vertegenwoordigd door mr. T. Esen, beroep heeft ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou. Eiser, die zich identificeert als Mehdi el Bourakkadi en van Algerijnse nationaliteit is, heeft aangevoerd dat Marokko ten onrechte als land van bestemming in het terugkeerbesluit is genoemd, aangezien hij de Algerijnse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser eerder door Italiaanse autoriteiten als Marokkaan is geregistreerd, wat de keuze voor Marokko als land van bestemming rechtvaardigt. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen, omdat de zware gronden voor het terugkeerbesluit voldoende gemotiveerd zijn en niet zijn betwist. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is op basis van dezelfde gronden als het terugkeerbesluit. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10805 en NL23.10845
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Esen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2023 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit (besluit 1) opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiser de maatregel van bewaring (besluit 2) opgelegd, op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. el Bahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft ter zitting gesteld dat zijn naam Mehdi el Bourakkadi is, dat hij van Algerijnse nationaliteit is en dat hij is geboren op [geboortedatum 1] 1990.
Over bestreden besluit 1
2. Eiser heeft in het beroepschrift aangegeven dat hij beroep instelt tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod. De rechtbank stelt vast dat er geen inreisverbod is opgelegd. Het beroep van eiser wordt door de rechtbank daarom opgevat als enkel gericht te zijn tegen het terugkeerbesluit van 9 april 2023.
Land van bestemming
3. Eiser voert aan dat in het terugkeerbesluit Marokko wordt genoemd als land van bestemming, maar dat hij heeft aangegeven dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.
4. De beroepsgrond slaagt niet. In het terugkeerbesluit heeft verweerder Marokko terecht als het land van bestemming genoemd, omdat eiser eerder heeft aangegeven dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Hij is door de Italiaanse autoriteiten op 13 september 2022 namelijk geregistreerd als [eiser] , geboren op [geboortedatum 2] 1994 te Marokko, met de Marokkaanse nationaliteit. Daarnaast is in het terugkeerbesluit overwogen dat als in het onderzoek naar voren komt dat eiser naar een ander land kan worden uitgezet, een aanvullend terugkeerbesluit zal worden genomen.
De gronden van het terugkeerbesluit
5. In het terugkeerbesluit heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan. Verweerder heeft ter zitting de zware grond onder 3d prijsgegeven.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden onder 3a en 3i niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. De zware gronden onder 3a en 3i zijn al voldoende om het terugkeerbesluit te dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer. De beroepsgrond slaagt niet.
Over bestreden besluit 2
De gronden van de maatregel van bewaring
7. De maatregel van bewaring heeft dezelfde gronden als het terugkeerbesluit. Voor de betwisting van de gronden en de beoordeling daarvan verwijst de rechtbank daarom naar hetgeen is overwogen onder 6. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toets
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank niet van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. De beroepen zijn ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.