6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag. De rechtbank vindt het grimmige karakter van de poging tot doodslag zorgelijk. Op grond van vage roddels en achterklap werd het slachtoffer, met wie de verdachte en zijn mededaders bevriend waren, zo toegetakeld dat de kans op overlijden als gevolg van het geweld aanwezig was. Het slachtoffer heeft ernstig letsel opgelopen, waaronder een ingedeukte oogkas, vier fracturen in zijn gezicht, waaronder een fractuur van de voorhoofdsholte, lucht binnen de schedel en een breuk in de linker oogkas en in zijn ruggenwervel. Het slachtoffer mag van geluk spreken dat zijn verwondingen goed zijn genezen en dat hij er geen blijvend lichamelijk letsel aan over houdt. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer, en zoals ook ter zitting door de vader van het slachtoffer is toegelicht, is wel naar voren gekomen dat het psychisch nog steeds niet goed met hem gaat. De rechtbank rekent het de verdachte en zijn mededaders zwaar aan dat zij zulk bruut geweld hebben gebruikt. Het slachtoffer is daarbij ook nog in zijn zij gestoken. Dat kan de verdachte niet worden aangerekend. Zorgelijk is wel dat niemand verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor wat het slachtoffer is aangedaan.
Behalve dit feit heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een bedreiging.
Deze bedreiging heeft bij de woning van het [slachtoffer 2] en zijn partner plaatsgevonden. Hierdoor heeft de verdachte hen op een hele nare manier geïntimideerd. Door dit feit te plegen op een openbare plek met omstanders, heeft hij ook een gevoel van onveiligheid voor de omstanders en omwonenden veroorzaakt. Het is goed dat de verdachte heeft aangegeven dat hij inzag dat deze bedreiging niet door de beugel kon en hij heeft daarvoor ook spijt betuigd en zijn excuses aangeboden.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 december 2022. Hieruit volgt dat de verdachte eerder veroordeeld is voor andersoortige feiten en dat de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten in een de proeftijd liep. Dit alles heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de pro Justitia rapportage van 17 mei 2021. De onderzoeker, [GZ psycholoog] (GZ-psycholoog), heeft geconcludeerd dat de verdachte niet lijdt aan een psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking. Gelet op het ontbreken van de psychische stoornis en een verstandelijke beperking adviseert de onderzoeker geen interventie ter voorkoming van recidive. Ook in het belang van een gunstige ontwikkeling van de verdachte wordt geen interventie geadviseerd. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat. Wel kan het volgens de onderzoeker van belang zijn de schoolgang en de vriendenkeuze te monitoren. Bij bewezenverklaring kan in dat kader toezicht en begeleiding door de reclassering bij een (deels) voorwaardelijke straf opgelegd worden. Tot slot adviseert de onderzoeker toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies over de verdachte van 30 januari 2023, waaruit volgt dat bij de verdachte geen sprake is van een verstandelijke beperking of een ontwikkelingsachterstand. De verdachte wordt in staat geacht om de risico’s van zijn handelen in te kunnen schatten en de eventuele gevolgen daarvan te kunnen overzien. De reclassering adviseert dan ook om het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Hoewel de verdachte gedurende zijn schorsing opnieuw in aanraking is gekomen met justitie, ziet de reclassering dat de verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. De verdachte heeft afstand genomen van zijn oude vrienden. De relatie met zijn vader is verbeterd en de verdachte heeft veel steun aan zijn buurman en zijn vriendin. Bovendien werkt de verdachte vijf dagen per week als zelfstandige in de bouwsector en dit bevalt hem goed. Tot slot zijn er geen aanwijzingen voor problematisch middelengebruik. Voortzetting van het begeleidingstraject is volgens de reclassering wenselijk om betrokkene een steun in de rug te blijven geven en om de juiste keuzes te blijven maken. Concluderend adviseert de reclassering bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een contactverbod met de slachtoffers en een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en of scholing op te leggen.
Toepassing van het volwassenenstrafrecht of van het jeugdstrafrecht?
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht.
Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt de rechtbank het volgende. De deskundigen hebben in de door hen opgemaakte rapporten aangegeven geen aanleiding te zien voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Er is bij de verdachte geen sprake van een verstandelijke beperking of een ontwikkelingsachterstand. De pedagogische insteek van het jeugdstrafrecht is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet passend. De omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leiden bovendien niet tot een ander oordeel. De rechtbank zal de verdachte daarom berechten volgens het volwassenenstrafrecht.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de oriëntatiepunten en de justitiële documentatie.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat de verdachte ten tijde van het in dagvaarding I, onder 1 ten laste gelegde feit nét 18 jaar was geworden. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit voornoemde rapporten. Hieruit is gebleken dat de verdachte de afgelopen periode een positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 197 dagen, met aftrek van tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 90 dagen van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 1] en het hebben van een zinvolle dagbesteding in de vorm van werk en of scholing. Deze voorwaarden dienen ertoe om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat de verdachte wordt begeleid en behandeld om zo de kans op recidive terug te dringen.
Verder acht de rechtbank het – gelet op de ernst van de feiten – ook passend dat aan de verdachte een taakstraf wordt opgelegd, zodat hij nog daadwerkelijk straf ervaart.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 40 uren. Deze werkstraf is lager dan door de officier van justitie geëist doordat de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het bij dagvaarding I, onder 2 ten laste gelegde feit.