Overwegingen
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als
zware grondenvermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als
lichte grondenvermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Relevante feiten en omstandigheden
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. Verweerder heeft ten behoeve van eiser een claimverzoek op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (de Dublinverordening) ingediend bij de Spaanse autoriteiten. De Spaanse autoriteiten hebben dit verzoek op 20 juni 2022 geaccepteerd.
6. Eiser is op 21 juni 2022 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) gemeld als met onbekende bestemming vertrokken (MOB). Op 22 september 2022 heeft eiser zich weer in Ter Apel gemeld.
7. In een besluit van 11 november 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
8. Op 16 november 2022 heeft verweerder de Spaanse autoriteiten bericht dat de overdracht van eiser niet kan plaatsvinden binnen de geldende overdrachtstermijn van zes maanden, omdat eiser is verdwenen. Daarnaast heeft verweerder in deze brief opgenomen dat de overdrachtstermijn daardoor is verlengd tot 18 maanden.
9. Op 17 november 2022 heeft verweerder een vertrekgesprek met eiser gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
10. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat in het dossier de MOB-meldingen ten aanzien van eiser ontbreken, terwijl deze wel dragend zijn voor de verlenging van de overdrachtstermijn. Ook heeft eiser aangevoerd dat daags nadat aan de Spaanse autoriteiten het bericht is gestuurd dat de overdrachtstermijn is verlengd, een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. De rechtbank vat deze stellingen van eiser op als dat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat hij niet op de juiste grondslag in bewaring is gesteld, omdat de uiterste overdrachtsdatum voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring was verstreken.
11. Verweerder heeft zich hierover primair op het standpunt gesteld dat de vraag of de verlenging van de overdrachtstermijn rechtmatig was niet in onderhavige procedure thuishoort. Daarvoor dient eiser desgewenst een apart rechtsmiddel aan te wenden. Uit de brief van 16 november 2022 aan de Spaanse autoriteiten blijkt dat de overdrachtstermijn is verlengd en de Spaanse autoriteiten hebben ook ingestemd met de overdracht van eiser. De rechtbank dient deze omstandigheden in onderhavige procedure als vaststaand aan te nemen, aldus verweerder.
12. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of de verlenging van de overdrachtstermijn rechtmatig was wel degelijk bij de beoordeling van onderhavige maatregel van bewaring betrokken dient te worden. Het feit dat eiser inmiddels is overgedragen en dat de Spaanse autoriteiten hem hebben overgenomen, betekent niet dat verweerder het verlengingsbesluit jegens eiser heeft kunnen nemen. De Spaanse autoriteiten zullen immers geen onderzoek doen naar de vraag of het verlengingsbesluit – gelet op de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden – juist is en of sprake is geweest van onderduiken in de zin van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019(het arrest Jawo). Hoewel eiser niet meer gebaat is bij een beoordeling van het verlengingsbesluit, omdat de overdracht reeds heeft plaatsgevonden, is de rechtmatigheid van het verlengingsbesluit wel van belang voor de vraag of eiser op de juiste grondslag in bewaring is gesteld.
13. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat eiser op 21 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en dat de overdrachtstermijn ten gevolge daarvan terecht is verlengd. Dat de verlenging enige tijd na de MOB-melding heeft plaatsgevonden, laat volgens verweerder onverlet dat verlengd kon worden, omdat door het handelen van eiser de behandeling van de asielaanvraag in het gedrang kan komen.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de overdrachtstermijn op 16 november 2022 niet kunnen verlengen. Eiser was op dat moment immers feitelijk niet buiten het bereik van de autoriteiten, sterker nog hij was binnen het bereik van verweerder, omdat hij op dat moment in de opvang verbleef en daags na het verlengingsbesluit is verschenen voor een vertrekgesprek. Dat verweerder heeft aangetoond dat eiser eerder, te weten in juni 2022, met onbekende bestemming is vertrokken, maakt niet dat hij op het moment dat de overdrachtstermijn werd verlengd met het bericht aan de Spaanse autoriteiten was ondergedoken in de zin van het arrest Jawo. Dit was wellicht anders geweest als verweerder de overdrachtstermijn al had verlengd, voordat eiser zich weer had gemeld op 22 september 2022. Omdat verweerder daarvan destijds heeft afgezien en eiser op 22 september 2022 weer in beeld was, kon verweerder de MOB-melding van 21 juni 2022 niet langer ten grondslag leggen aan de verlenging van de overdrachtstermijn.
15. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de overdrachtstermijn voor eiser is verstreken op 20 december 2022, waardoor eiser op 17 april 2023 niet in bewaring kon worden gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw 2000.
16. Het beroep is daarom gegrond en de maatregel van bewaring was vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
17. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 9 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 9 x € 100,00 (verblijf detentiecentrum) = € 900,00.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.