7.2.Ten aanzien van het bezoek van eiser aan de politie heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte van eiser verlangd dat hij meer details over degene die hij heeft gesproken en de functie van diegene kon verklaren. Niet valt in te zien dat van eiser kan worden verwacht dat hij die gegevens heeft onthouden. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat van eiser werd verlangd dat hij in het algemeen meer gedetailleerd over het politiebezoek kan verklaren. De rechtbank acht dit niet onredelijk, alleen blijkt uit het nader gehoor niet dat verweerder daarop heeft doorgevraagd. Verweerder heeft dit punt dus niet kunnen tegenwerpen.
1. Op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Op grond van artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij niet ongerijmd heeft verklaard over de houding van de mannen die hem hadden benaderd.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser ongerijmd zou hebben verklaard over de houding van de mannen die eiser hebben benaderd. De eerste keer dat de mannen eiser zouden hebben ontmoet was op een klaarlichte dag, op een publieke plek. De tweede keer dat de mannen eiser zouden hebben gezien was dat op een meer afgelegen omgeving. Dit zou het gedrag van de terroristen mogelijk hebben beïnvloed. Verder ziet de rechtbank zonder nadere toelichting ook niet in dat het ongerijmd is dat de terroristische groepering aardig zou zijn op het moment dat ze mensen proberen te rekruteren en dat de groep ook mensen zou vermoorden als ze niet meedoen met de terroristische groep. Op dit punt heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
10. Ten aanzien van de bewijsdocumenten voor de moord op [A] is eiser afhankelijk van de familie van [A] . Bij vertrek uit Mozambique heeft eiser er niet aan gedacht om dat mee te nemen. In beroep heeft eiser een overlijdensakte van zijn broertje overgelegd
.
11. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat niet van eiser kan worden verwacht dat hij stukken kan overleggen over de moord op [A] .
12. Ten aanzien van de overlijdensakte van het broertje van eiser heeft verweerder op zitting gesteld dat er geen reden is om de overlijdensakte nader te onderzoeken aangezien het onvoldoende objectief bewijs is voor de moord van het broertje van eiser. De rechtbank acht dit standpunt van verweerder niet onredelijk, mede gezien in het licht van de ongeloofwaardig bevonden verklaringen van eiser.
Nieuwe tegenwerping, voorval 3 april 2022
13. Verder voert eiser aan dat verweerder voor het eerst in het bestreden besluit heeft tegengeworpen dat eiser niet weet hoe de broer van eiser ( [Broer 1] ) in kader van het voorval van 3 april 2022 wist dat de terroristische groep naar eiser op zoek was. Er wordt ten onrechte in het besluit gezegd dat eiser het rapport van het gehoor niet heeft gecorrigeerd omdat verweerder daar zelf vragen over had moeten stellen. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat de verklaring van eiser dat hij wordt gezocht door terroristen gebaseerd is op vermoedens. Eiser kan zijn vermoedens niet onderbouwen. Eiser hoeft zijn vermoeden ook niet met bewijzen te onderbouwen, maar slechts aannemelijk te maken.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte in het bestreden besluit voor het eerst heeft tegengeworpen dat eiser niet wist hoe zijn broer [Broer 1] wist dat de terroristische groep naar hem op zoek was. Hetgeen verweerder hierover heeft opgemerkt is een reactie op wat eiser heeft aangevoerd in de zienswijze. Aangezien de broer van eiser ( [Broer 1] ), gezien de verklaring van eiser zelf, geen getuige was van de moord op
3 april 2022 op de andere broer van eiser ( [Broer 2] ), heeft verweerder kunnen tegenwerpen
dat niet duidelijk is hoe zijn broer [Broer 1] wist dat de groep op 3 april 2022 naar eiser op zoek was. Verder volgt uit het bestreden besluit niet dat verweerder tegenwerpt dat de verklaring van eiser dat de groep naar hem op zoek is, niet onderbouwd is met bewijsstukken. Het is echter wel aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken met verklaringen. Verweerder heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en is niet ten onrechte
tot de conclusie gekomen dat de stelling van eiser dat de groep naar hem op zoek was ongeloofwaardig is. In dat verband heeft verweerder onder meer hetgeen hiervoor overwogen is ten aanzien van de kennis van [Broer 1] over het voorval op 3 april 2022 kunnen betrekken en het feit dat eiser (zie overweging 7.1.) niet veel weet over de groep terroristen die hem wilden rekruteren of vermoorden.
13. Eiser voert tot slot aan dat verweerder de voordeel van de twijfel had moeten toepassen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen voordeel van de twijfel heeft gegeven. In het geval dat er elementen wel geloofwaardig worden bevonden, en elementen ongeloofwaardig worden bevonden, kan verweerder voordeel van de twijfel toepassen. Dat is in het geval van eiser niet aan de orde aangezien verweerder alles ongeloofwaardig heeft bevonden.
15. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet heeft kunnen tegenwerpen dat eiser meer gedetailleerd over het politiebezoek zou hebben verteld. Ook heeft verweerder – zie overweging 8 - onvoldoende gemotiveerd waarom twee verklaringen ongerijmd waren. Verweerder heeft echter de rest van het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig kunnen vinden. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.