ECLI:NL:RBDHA:2023:7762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
NL22.14779
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Mozambikaanse eiser op basis van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Mozambikaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser voerde aan dat hij op 27 februari 2022 door terroristen was benaderd om voor hen te werken, en dat hij na de moord op zijn vriend op 5 maart 2022 vreesde voor zijn leven. Hij vluchtte op 2 april 2022 naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet ten onrechte het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig had bevonden. De rechtbank concludeerde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat de verklaringen van de eiser tegenstrijdig waren. De rechtbank vond dat de verweerder op juiste wijze had beoordeeld dat de eiser niet voldoende gedetailleerd had verklaard over de terroristische groepering en de gebeurtenissen die hij had meegemaakt. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in zijn belangen was geschaad door de manier waarop de verweerder de zaak had behandeld, en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 27 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.14779
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1985, van Mozambikaanse nationaliteit, eiser
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J-A. Nijland),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Tichelaar).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Abdelnour.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser heeft verklaard dat hij op 27 februari 2022 is benaderd door terroristen om voor hen te werken. Eiser en zijn vriend [A] hebben dit geweigerd. Op 5 maart 2022 is eisers vriend [A] daarom vermoord en sindsdien vreest eiser zelf ook voor zijn leven. Op 2 april 2022 is eiser uit Mozambique gevlucht. In Nederland heeft eiser telefonisch van zijn broer [Broer 1] gehoord dat er op 3 april 2022 mensen bij zijn ouderlijk huis langs zijn geweest die naar hem op zoek waren, maar zijn broer [Broer 2] aantroffen en hem vermoord hebben. Dat waren dezelfde mensen als de mensen die [A] vermoord hadden. Wie die mensen (de terroristen) zijn, dat weet eiser niet precies.
Bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Problemen met een groep terroristen.
Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig. Het tweede element vindt verweerder ongeloofwaardig. Eiser heeft namelijk summier verklaard over de aanleiding van de problemen en de identiteit van de terroristen die eiser hebben benaderd. Eiser kan niets vertellen over de groepering die hem heeft benaderd. De enkele verwijzing naar openbare bronnen is onvoldoende. Over de personen zelf kon eiser slechts verklaren dat de man die sprak lang was, een beetje dun en een bruine huid had. Ook is in de verklaring van eiser ongerijmd dat de groep mensen toen jij op 27 februari 2022 benaderd werd, aardig was en eiser gewoon kon weglopen, terwijl de terroristen mensen vermoorden als die niet mee willen doen. Dat eiser geen details kan vertellen over de politieagent die eiser naar aanleiding van het voorval op 27 februari 2022 heeft gesproken op het politiebureau is vreemd aangezien eiser zelf naar de politie is gegaan. Ten aanzien van de verklaring van eiser dat [A] en zijn broer [Broer 2] zijn vermoord door de terroristen, heeft eiser geen afdoende ondersteunende documenten overgelegd. Daarvoor heeft eiser onvoldoende inspanningen verleend. Uit de foto’s van de begrafenis van zijn broer, is niets af te leiden dat duidt op een begrafenis. Eiser heeft bovendien ongerijmd verklaard over de dood van zijn broer. Niet duidelijk is hoe de andere broer van eiser ( [Broer 1] ) wist dat de mensen die op 3 april 2022 bij het huis van zijn vader langskwamen en die zijn broer vermoord hebben, naar eiser op zoek waren en dezelfde personen waren als de personen/terroristen die [A] vermoord hebben. Tot slot overweegt verweerder dat het niet meer dan een ongefundeerd vermoeden is dat eiser wordt gezocht door terroristen. Eiser heeft – naast voornoemd bezoek aan het huis van zijn vader – tegenstrijdig verklaard over het feit dat ze ook al eerder (op 16 maart 2022) naar hem op zoek waren. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Relevante elementen en gebeurtenis 16 maart 2022
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de indeling van en omvang van relevante elementen subjectief, willekeurig en gebrekkig is. Verder heeft verweerder pas in het bestreden besluit de gebeurtenis van 16 maart 2022 beoordeeld en ongeloofwaardig geacht. Het is onzorgvuldig dat verweerder dit pas in het bestreden besluit heeft gedaan. Verweerder had hierover een nieuw voornemen moeten uitbrengen. Ook heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaringen over 16 maart 2022 tegenstrijdig zijn.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte is uitgegaan van twee relevante elementen. In het bestreden besluit heeft verweerder het relevante element ‘problemen met een groep terroristen’ verdeeld in verschillende onderwerpen. Verweerder heeft dit gelet op het asielrelaas van eiser op deze manier kunnen doen. De rechtbank vindt dit niet subjectief, willekeurig of gebrekkig.
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat verweerder de gebeurtenis van 16 maart 2022 al bij het voornemen had moeten betrekken. Eiser is daardoor echter niet in zijn belangen geschaad omdat hij in beroep heeft kunnen reageren op wat verweerder heeft overwogen over de gebeurtenis. Verweerder heeft de verklaringen over de gebeurtenis van 16 maart 2022 tegenstrijdig kunnen vinden. Eiser heeft namelijk op pagina vijf van het nader gehoor verklaard: ‘
Ze zijn nog een keer langs geweest. Maar ze zagen mij niet. Ik zag ze vanaf enige afstand. Ik ben toen weggerend.’ Verderop in het nader gehoor, op pagina 9, heeft eiser verklaard op de vraag waar hij de terroristen zag:

Ik liep langs de weg en ik zag ze.’ En op de vraag of zij hem hadden gezien heeft eiser verklaard: ‘
Ja, ze zagen mij. En ik keerde om en rende weg.’ Deze verklaringen komen niet met elkaar overeen. Anders dan eiser heeft aangevoerd gaat deze tegenstrijdigheid verder dan het per abuis het woordje ‘niet’ niet opnemen in het verslag. Eiser heeft ter zitting geen duidelijkheid kunnen geven over de gebeurtenis. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij aan het werk was, dit komt niet overeen met de verklaring tijdens het nader gehoor dat hij langs de weg liep.
Wijze van beoordelen
6. Eiser voert aan dat verweerder geen objectieve beoordeling heeft gemaakt aan de hand van geloofwaardigheidsindicatoren. Ook heeft verweerder ten onrechte de aangevoerde landeninformatie niet betrokken. Dit is in strijd met Werkinstructie 2014/10. De beoordeling is volgens eiser gebaseerd op aannames, is niet zorgvuldig1 en in strijd met verbod op vooringenomenheid.2 Verweerder neemt bijvoorbeeld aan dat eiser meer had moeten kunnen verklaren over de groep terroristen, en dat hij meer had moeten kunnen verklaren over het gesprek dat hij met de politie heeft gehad na het incident met [A] op 27 februari 2022. De verklaringen over groep terroristen die eiser benaderden zijn echter niet summier en zijn begrijpelijk in context van Mozambique. Verweerder neemt ook aan dat eiser nog details weet over een bezoek bij de politie is een ongefundeerde aanname. Het is echter niet logisch dat eiser daar nog iets over zou weten.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiser op de juiste wijze heeft beoordeeld. In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat niet wordt betwist dat uit openbare bronnen blijkt dat er gewapende groeperingen in Mozambique aanwezig zijn. Daaruit blijkt dat verweerder de landeninformatie van eiser heeft betrokken. Vervolgens heeft verweerder niet ten onrechte aangegeven dat bij de beoordeling van geloofwaardigheid van een asielrelaas van belang is dat van betrokkene mag worden verwacht dat hij kan verklaren over de groepering waarmee hij problemen heeft ondervonden. De problemen met de terroristische groepering is immers de kern van het asielrelaas van eiser. Tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij zich niet heeft verdiept in de terroristen. Eiser heeft op de vraag wat hij weet over de terroristen verklaard: ‘
Ik wil eerlijk zijn. Ik weet niet veel over ze. Alleen dat zij mensen doden. Maar
verder heb ik mij er niet in verdiept.’ Aangezien de problemen met een groep terroristen de reden is dat eiser zijn land van herkomst heeft verlaten, heeft verweerder mogen verwachten dat eiser meer onderzoek zou hebben gedaan naar die groepering. Die groepering heeft immers volgens de verklaring van eiser hem willen rekruteren of vermoorden.
7.2.
Ten aanzien van het bezoek van eiser aan de politie heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte van eiser verlangd dat hij meer details over degene die hij heeft gesproken en de functie van diegene kon verklaren. Niet valt in te zien dat van eiser kan worden verwacht dat hij die gegevens heeft onthouden. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat van eiser werd verlangd dat hij in het algemeen meer gedetailleerd over het politiebezoek kan verklaren. De rechtbank acht dit niet onredelijk, alleen blijkt uit het nader gehoor niet dat verweerder daarop heeft doorgevraagd. Verweerder heeft dit punt dus niet kunnen tegenwerpen.
Ongerijmde verklaringen
1. Op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Op grond van artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij niet ongerijmd heeft verklaard over de houding van de mannen die hem hadden benaderd.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser ongerijmd zou hebben verklaard over de houding van de mannen die eiser hebben benaderd. De eerste keer dat de mannen eiser zouden hebben ontmoet was op een klaarlichte dag, op een publieke plek. De tweede keer dat de mannen eiser zouden hebben gezien was dat op een meer afgelegen omgeving. Dit zou het gedrag van de terroristen mogelijk hebben beïnvloed. Verder ziet de rechtbank zonder nadere toelichting ook niet in dat het ongerijmd is dat de terroristische groepering aardig zou zijn op het moment dat ze mensen proberen te rekruteren en dat de groep ook mensen zou vermoorden als ze niet meedoen met de terroristische groep. Op dit punt heeft verweerder het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd.
Bewijsdocumenten
10. Ten aanzien van de bewijsdocumenten voor de moord op [A] is eiser afhankelijk van de familie van [A] . Bij vertrek uit Mozambique heeft eiser er niet aan gedacht om dat mee te nemen. In beroep heeft eiser een overlijdensakte van zijn broertje overgelegd
.
11. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat niet van eiser kan worden verwacht dat hij stukken kan overleggen over de moord op [A] .
12. Ten aanzien van de overlijdensakte van het broertje van eiser heeft verweerder op zitting gesteld dat er geen reden is om de overlijdensakte nader te onderzoeken aangezien het onvoldoende objectief bewijs is voor de moord van het broertje van eiser. De rechtbank acht dit standpunt van verweerder niet onredelijk, mede gezien in het licht van de ongeloofwaardig bevonden verklaringen van eiser.
Nieuwe tegenwerping, voorval 3 april 2022
13. Verder voert eiser aan dat verweerder voor het eerst in het bestreden besluit heeft tegengeworpen dat eiser niet weet hoe de broer van eiser ( [Broer 1] ) in kader van het voorval van 3 april 2022 wist dat de terroristische groep naar eiser op zoek was. Er wordt ten onrechte in het besluit gezegd dat eiser het rapport van het gehoor niet heeft gecorrigeerd omdat verweerder daar zelf vragen over had moeten stellen. Ook is ten onrechte tegengeworpen dat de verklaring van eiser dat hij wordt gezocht door terroristen gebaseerd is op vermoedens. Eiser kan zijn vermoedens niet onderbouwen. Eiser hoeft zijn vermoeden ook niet met bewijzen te onderbouwen, maar slechts aannemelijk te maken.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte in het bestreden besluit voor het eerst heeft tegengeworpen dat eiser niet wist hoe zijn broer [Broer 1] wist dat de terroristische groep naar hem op zoek was. Hetgeen verweerder hierover heeft opgemerkt is een reactie op wat eiser heeft aangevoerd in de zienswijze. Aangezien de broer van eiser ( [Broer 1] ), gezien de verklaring van eiser zelf, geen getuige was van de moord op
3 april 2022 op de andere broer van eiser ( [Broer 2] ), heeft verweerder kunnen tegenwerpen
dat niet duidelijk is hoe zijn broer [Broer 1] wist dat de groep op 3 april 2022 naar eiser op zoek was. Verder volgt uit het bestreden besluit niet dat verweerder tegenwerpt dat de verklaring van eiser dat de groep naar hem op zoek is, niet onderbouwd is met bewijsstukken. Het is echter wel aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken met verklaringen. Verweerder heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en is niet ten onrechte
tot de conclusie gekomen dat de stelling van eiser dat de groep naar hem op zoek was ongeloofwaardig is. In dat verband heeft verweerder onder meer hetgeen hiervoor overwogen is ten aanzien van de kennis van [Broer 1] over het voorval op 3 april 2022 kunnen betrekken en het feit dat eiser (zie overweging 7.1.) niet veel weet over de groep terroristen die hem wilden rekruteren of vermoorden.
Voordeel van twijfel
13. Eiser voert tot slot aan dat verweerder de voordeel van de twijfel had moeten toepassen.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen voordeel van de twijfel heeft gegeven. In het geval dat er elementen wel geloofwaardig worden bevonden, en elementen ongeloofwaardig worden bevonden, kan verweerder voordeel van de twijfel toepassen. Dat is in het geval van eiser niet aan de orde aangezien verweerder alles ongeloofwaardig heeft bevonden.
Conclusie
15. Uit het voorgaande volgt dat verweerder niet heeft kunnen tegenwerpen dat eiser meer gedetailleerd over het politiebezoek zou hebben verteld. Ook heeft verweerder – zie overweging 8 - onvoldoende gemotiveerd waarom twee verklaringen ongerijmd waren. Verweerder heeft echter de rest van het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig kunnen vinden. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra
- Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 februari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.