In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres, die sinds 2016 ziek is en een WIA-uitkering ontvangt, was het niet eens met de herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid door het UWV, die haar mate van arbeidsongeschiktheid op 63% had vastgesteld per 1 september 2021. Eiseres stelde dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij verdergaand arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 mei 2023, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiseres. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar psychische klachten en de impact daarvan op haar functioneren, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor een verdergaande beperking.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres op 1 september 2021 voor 63% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen in haar verzoek om de beslissing van het UWV te vernietigen. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht, aangezien zij in het ongelijk is gesteld.