ECLI:NL:RBDHA:2023:7682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
NL20.22102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofsafval en de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiseres, van Iraanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich daadwerkelijk van de islam heeft afgekeerd. De rechtbank heeft het beroep van de eiseres gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende onderscheid heeft gemaakt tussen asielaanvragen van afvalligen en atheïsten, en dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eiseres niet voldeed aan de eisen die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in haar verklaringen niet voldoende inzicht heeft gegeven in haar motieven en het proces van haar afvalligheid. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich in Nederland kritisch heeft geuit over de islam, en dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat de eiseres geen risico loopt op schendingen van haar mensenrechten bij terugkeer naar Iran. De rechtbank heeft de proceskosten van de eiseres vastgesteld op € 2.092,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.22102

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Gavami),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Alberda).

ProcesverloopBij besluit van 23 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Op 22 januari 2021, 18 maart 2021 en 3 mei 2021 heeft eiseres de gronden van het beroep ingediend.
Verweerder heeft op 2 maart 2021 een verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. N. Mikolajczyk. De rechtbank heeft na de behandeling ter zitting het onderzoek gesloten.
Op 19 januari 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) uitspraken gedaan (ECLI:NL:RVS:2022:93 en ECLI:NL:RVS:2022:94). Naar aanleiding hiervan is het onderzoek ter zitting heropend.
Bij brief van 12 juli 2022 heeft verweerder een aanvullende motivering van het besluit aan eiseres en de rechtbank doen toekomen.
Eiseres heeft op 16 september 2022 aanvullende gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft op 21 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft op 12 december 2022 op het verweerschrift gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft op 21 december 2022 opnieuw plaatsgevonden. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
Besluitvorming
Aanvraag
1.2
Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij is geboren als sjiiet en deze religie actief heeft gevolgd en gepraktiseerd. Ook heeft eiseres verklaard dat ze gedurende de jaren steeds meer vraagtekens bij de islam begon te krijgen en vervolgens tussen 2012-2013 en 2016 daadwerkelijk de islam de rug heeft toegekeerd. Na haar vertrek naar Nederland raakte ze op de hoogte van het feit dat haar oom belastend anti-islamitisch materiaal heeft gevonden op een tablet van de familie. Als gevolg hiervan zou de familie worden gezocht door de veiligheidsdiensten in Iran.
1.3
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Nationaliteit, identiteit en herkomst
- Afwending van de islam en de daaruit voortvloeiende problemen.
Voornemen
1.4.1
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht, maar het tweede element niet. Verweerder stelt voorop dat van eiseres als afvallige verwacht wordt dat zij aannemelijk maakt dat er sprake is van een diepgewortelde innerlijke overtuiging ten aanzien van het afkeren van haar oude religie. Verwacht wordt dat zij overtuigende verklaringen kan afleggen ten aanzien van de motieven voor en het proces van bekering. Gelet op het referentiekader van eiseres ligt het volgens verweerder in de rede dat zij uitgebreid kan verklaren over haar beweegredenen en gedachteprocessen om tot een dusdanig groot besluit te komen om zich definitief af te keren van de islam en te richten op haar eigen geloofsvorm. Daartoe heeft verweerder in het voornemen, wat deel uitmaakt van het besluit, overwogen dat de verklaringen van eiseres onvoldoende inzicht verschaffen over haar motieven om afstand te nemen van de islam alsmede het moment van haar initiële twijfels en daarnaast algemeen van aard zijn. In haar verklaringen weet eiseres niet nader te duiden welke goede en kritische opmerkingen zij las, en wat in die kritische geluiden eiseres hebben doen laten twijfelen over de islam, zodanig dat zij besloten heeft volledig afstand te nemen van deze religie. Het enkel benoemen van het lezen van kritische opmerkingen geeft onvoldoende inzicht over de innerlijke belevingswereld van eiseres, en wat deze informatie bij haar teweegbracht. Van iemand die stelt zich ongeveer drie jaar lang te hebben verdiept in religie en de kritiek hierop, mag worden verwacht dat zij meer inzicht kan verschaffen in de twijfels die zij zelf heeft ervaren en hoe zij hiermee is omgegaan.
1.4.2
Verder heeft verweerder aangegeven dat de verklaringen hoe eiseres tot definitieve afstand van de islam en toenadering tot haar eigen geloofsvorm is gekomen zeer algemeen van aard zijn en weinig diepgang vertonen. Verweerder verwacht dat eiseres concreter kan verklaren over de aanleiding voor, dan wel het proces van afvalligheid en het zich richten tot haar eigen Godsvorm, nu eiseres er van op de hoogte is dat het actief afstand nemen van de islam strafbaar is in Iran. Verweerder heeft gewezen op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) waarin met zoveel woorden is bepaald dat van een ieder die zich bekeert tot een andere religie (of in deze context actief afstand neem van de islam) en die afkomstig is uit een gebied waar dit strafbaar is, verwacht mag worden dit uitgebreid te kunnen toelichten en ook zijn of haar (interne) beweegredenen inzichtelijk moet kunnen maken. Dat heeft eiseres niet gedaan. Verweerder werpt voorts aan eiseres tegen dat zij niet nader kan duiden wat de afwending van de islam en het verkrijgen van een nieuwe levensopvatting voor haar persoonlijk heeft betekend.
1.4.3
Vervolgens heeft verweerder aangegeven dat eiseres vaag heeft verklaard over de activistische houding die zij, en haar familie, zouden hebben aangenomen in Iran (hetzij geheim), en in Nederland. In Iran zou eiseres lid zijn geweest van telegramgroepen waar discussies plaats zouden vinden over religie, maar ze benoemt de naam van deze groep verder niet en benoemt haar rol hierin ook niet. Vervolgens zegt ze in Nederland actief te zijn op Instagram om haar kritische houding tegenover de islam te verkondigen. Ze geeft aan dit al meerdere maanden te doen, maar heeft hier vervolgens geen fysieke stukken van aangedragen die dit zouden onderbouwen. Wat betreft de huidige geloofsvorm van eiseres heeft verweerder aangegeven dat zij in het gehoor hierover vage verklaringen heeft afgelegd.
1.4.4
Omdat de aanleiding voor de gestelde problematiek met de autoriteiten reeds ongeloofwaardig is geacht, doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van eiseres dat zij en haar familie worden gezocht door de autoriteiten.
1.4.5
Verder heeft verweerder aangegeven dat eiseres niet consistent heeft verklaard over haar reisbewegingen in relatie tot de incidenten die zouden hebben geleid tot een aanmelding voor een asielaanvraag. Voorts heeft eiseres op pagina 3 van het nader gehoor aangegeven dat ze van de broer van haar moeder hoorde dat ze in de problemen zaten en dat er een inval was geweest. Op pagina 16 van het nader gehoor heeft eiseres echter verklaard dat er een inval was geweest en dat ze dit van haar vader zou hebben vernomen. Deze tegenstrijdigheid doet volgens verweerder afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen.
1.4.6
Geheel ten overvloede heeft verweerder in dit kader nog opgemerkt dat eiseres in het aanmeldgehoor is gevraagd naar recente gebeurtenissen die zouden zijn voorgevallen vlak voor het vertrek uit Iran. De in het aanmeldgehoor genoemde gebeurtenissen komen echter niet overeen met dat wat naar voren is gebracht tijdens het nader gehoor. In het aanmeldgehoor heeft eiseres immers verklaard dat ze is vertrokken vanwege de financiële situatie en de inflatie alsmede de harde politieke opstelling van de Iraanse autoriteiten en maakt zij geen enkel gewag van een religieus motief.
Bestreden besluit
1.5
In het bestreden besluit gaat verweerder in op dat wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De enkele en niet onderbouwde stelling van eiseres dat zij wel uitgebreid, coherent, gedetailleerd en niet tegenstrijdig heeft verklaard, is volgens verweerder niet afdoende om tot een andere conclusie te komen dan in het voornemen. Weliswaar heeft eiseres in de zienswijze stukken overgelegd van haar Instagram-pagina, echter niet valt in te zien waaruit afgeleid moet worden dat dit de instagrampagina van eiseres betreft. Voor zover aangenomen moet worden dat dit de instagrampagina van eiseres betreft, heeft verweerder aangegeven dat eiseres met het enkel overleggen van deze stukken op geen enkele wijze inzicht geeft in haar persoonlijke gedachten en motieven om te besluiten om afstand te nemen van de islam. Voor zover eiseres stelt dat zij vanwege deze uitlatingen bij terugkeer in de negatieve belangstelling komt te staan van de Iraanse autoriteiten, wordt verwezen naar vaste jurisprudentie van de ABRvS, bijvoorbeeld een uitspraak van 24 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1336). In deze uitspraak heeft de ABRvS overwogen dat van eiseres gevergd wordt dat zij haar geloofsuitingen van haar instagram-pagina verwijdert, en verwijderd houdt. Immers, de gestelde afvalligheid van de islam is niet geloofwaardig geacht.
1.6.1
Eiseres heeft beroep ingediend tegen het besluit van verweerder. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2021.
Aanvullende motivering
1.7.1
In de brief van 12 juli 2022 gaat verweerder in op de stelling van eiseres in de correcties en aanvullingen dat een nieuw voornemen uitgebracht dient te worden. Verweerder volgt dat niet aangezien het besluit zoals dit er ligt grotendeels al voldoet aan dat wat in de nieuwe werkinstructie is opgenomen omtrent het beslissen in zaken waar het gaat om afvalligheid. Volgens verweerder is het toetsingskader van de afvallige van toepassing zoals neergelegd in de nieuwe werkinstructie. De afvalligheid moet op vergelijkbare wijze als een bekering worden beoordeeld middels de drie elementen ‘proces’, ‘kennis’ en ‘activiteiten’.
1.7.2
Verweerder heeft in de brief van 12 juli 2022 voor wat betreft het proces gemotiveerd aangegeven dat het aanvullend gehoor, noch de daarop ingediende aanvullingen en correcties aanleiding geven om ten aanzien van dit onderdeel tot een ander standpunt te komen dan zoals reeds verwoord in het voornemen en de beschikking. Eiseres heeft in het aanvullend gehoor en de correcties en aanvullingen zich nog een aantal keren uitgelaten over de onderdrukking van de vrouw door de islam, over discriminatie op het werk en disrespectvolle behandeling, maar volgens verweerder zijn dit allemaal punten die reeds betrokken zijn in de beoordeling.
1.7.3
Ook voor wat betreft de kennis heeft verweerder verwezen naar de eerdere besluitvorming. Verder heeft verweerder (onder meer) aangegeven dat eiseres ook in het aanvullende gehoor van 17 mei 2022 in algemene termen heeft geantwoord en heeft verwezen naar voorbeelden die zij al eerder naar voren heeft gebracht.
1.7.4
Voor wat betreft de activiteiten heeft verweerder aangegeven dat eiseres heeft verklaard over een incident op haar werk waarbij zij de uitspraak van een collega bevestigde die ging over de Profeet Mohammad die slaven had die alles voor hem deden. Tijdens het aanvullend gehoor heeft eiseres aangegeven dat ze zeiden dat zij de islam bekritiseerde, maar dat zij dit heeft ontkend. Zij kreeg ontslag, maar mocht de schoolperiode nog wel afmaken. Hieruit blijkt dat eiseres haar gestelde afvalligheid in Iran niet heeft geuit. In de aanvullingen en correcties heeft eiseres bevestigd dat zij bij dit incident niet openlijk kritiek heeft gegeven op de islam. Verder heeft eiseres verklaard dat zij zich richting haar familieleden ook niet negatief heeft uitgelaten over de islam.
1.7.5
Ten aanzien van de Telegramgroep heeft verweerder gewezen op het voornemen en het bestreden besluit waar is gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres hierover vaag zijn en onvoldoende onderbouwd. Op grond hiervan wordt dan ook niet aangenomen dat eiseres haar gestelde afvalligheid in Iran op deze wijze geuit heeft. Daarnaast heeft eiseres een Instagram account, maar desgevraagd heeft zij verklaard zich in Iran nooit negatief te hebben uitgelaten over de Islam op internet. Op grond van het bovenstaande heeft verweerder geconcludeerd dat eiseres haar gestelde afvalligheid in Iran niet in het openbaar heeft geuit.
1.7.6
Verder heeft verweerder gemotiveerd aangegeven dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich in Nederland kritisch heeft geuit. Het is evenmin geloofwaardig dat
zij zich in de toekomst openlijk kritisch over de islam zal uiten.
1.7.7
Tot slot heeft verweerder in de brief van 12 juli 2022 gemotiveerd aangegeven dat niet geloofwaardig is dat eiseres vanwege een toegedichte afvalligheid heeft te vrezen voor vervolging.
1.7.8
In het verweerschrift van 21 oktober 2022 is verweerder ingegaan op dat wat eiseres in de gronden van beroep heeft aangevoerd. Verweerder heeft wel gekeken naar de risico’s die eiseres mogelijk zou lopen bij terugkeer. Verder wijst verweerder op het Algemeen Ambtsbericht Iran van februari 2021 waaruit volgt dat Iraniërs die een aantal jaren buiten Iran hebben verbleven en voor het eerst sinds lange tijd terugkeren naar Iran door de grenspolitie en/of de inlichtingendienst worden ondervraagd, maar dat betekent volgens verweerder niet zonder meer dat zij bij terugkeer een daadwerkelijk risico loopt op een onmenselijke behandeling.
Anders dan eiseres stelt, meent verweerder voldoende gemotiveerd te hebben waarom niet aannemelijk is dat eiseres zich zal uiten over haar gestelde afvalligheid in Iran. Nu zij zich hieromtrent niet heeft geuit in Iran en evenmin in Nederland, is het ook niet geloofwaardig dat zij zich in de toekomst openlijk kritisch over de islam zal uiten. Nu dit niet aan de orde is, is er geen sprake van dat eiseres in haar persoonlijke levenssfeer en (religieuze) identiteit
geraakt wordt door zich te conformeren aan de gebruiken en handelingen die in het land van herkomst van haar verlangd worden. Het is immers niet geloofwaardig bevonden dat eventuele uitingen van afvalligheid een essentieel onderdeel van het leven van eiseres zijn, waardoor er op grond hiervan geen problemen bij terugkeer aan de orde zijn.
1.7.9
In het verweerschrift heeft verweerder zich verder op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres zich heeft geuit op social media en bovendien is het ook niet aannemelijk dat zij zich op een dergelijke wijze zou uiten terwijl haar vader nog in Iran is. De gegeven uitleg in de gronden van beroep is volgens verweerder in strijd met hetgeen eiseres zelf verklaard heeft. Dat eiseres jaren weg is uit Iran zou voor de inlichtingendienst een aanwijzing zijn dat er geen contact is tussen eiseres en haar vader, maar eiseres heeft in het aanvullend gehoor juist verklaard dat de inlichtingendienst nog steeds navraag naar hen doet.
Het standpunt van eiseres
2.1
Eiseres wijst in de gronden van beroep van 22 januari 2021 eerst op de zienswijze.
3.1.1
Eiseres voert in de gronden van beroep (22 januari 2021 en 18 maart 2021) verder aan dat zij consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hoe zij tot de afvalligheid van de islam is gekomen.
3.1.2
Zij heeft verklaard over haar motieven en proces van afvalligheid. Zo heeft eiseres aangegeven dat zij vanaf haar zevende werd beperkt door het geloof, dat zij vanaf haar negende gesluierd moest zijn en dat zij niet met jongens mocht omgaan. Ook mocht zij zich niet kleden zoals ze wilde en mocht ze geen make-up. Ze werd beperkt in haar werk. Voor wat betreft de motieven heeft eiseres voorts aangegeven dat zij ervaringen had in de maatschappij. Ze constateerde dat meisjes in Iran worden uitgehuwelijkt en dat iemand met een andere seksuele geaardheid werd opgehangen. Vanwege de toegenomen twijfel is eiseres gestopt met het praktiseren van het geloof in 2013/2014. Na haar studie van kritische boeken en het zien van kritische films over de islam heeft eiseres uiteindelijk in 2016/2017 haar geloof verlaten.
3.1.3
Daarnaast zijn de verklaringen niet tegenstrijdig met de verklaringen van haar gezinsleden. Eiseres heeft de afvalligheid aannemelijk gemaakt. Dat eiseres afvallige is van de islam is bekend geworden in het land van herkomst. Eiseres verdient het voordeel van de twijfel.
3.2.1
In de gronden van beroep van 3 mei 2021 voert eiseres aan dat verweerder een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd bij de beoordeling van de vraag of eiseres afstand van de islam wel of niet aannemelijk is. Verder is er volgens eiseres sprake van toegedichte afvalligheid, althans op het moment dat eiseres in Nederland verbleef. Voor zover eiseres wordt tegengeworpen dat zij tijdens het aanmeldgehoor niets heeft verklaard over de problemen wijst eiseres op werkinstructie 2014/10, waaruit volgens eiseres volgt dat het aanmeldgehoor niet tot doel heeft om over de asielmotieven te verklaren.
3.3.1
In de gronden van beroep van 16 september 2022 voert eiseres aan dat de brief van 12 juli 2022 niet als een aanvullend besluit kan worden gezien maar een nadere motivering op het bestreden besluit.
3.3.2
Verder voert eiseres aan dat verweerder alle verklaringen in samenhang had moeten bezien en opnieuw of nader had moeten motiveren waarom de door eiseres bij het aanvullende gehoor gegeven toelichting niet kan afdoen aan de eerdere conclusie van verweerder dat de afwending van de islam niet geloofwaardig is.
3.3.3
Eiseres voert verder aan dat verweerder niet heeft getoetst aan welke risico’s eiseres bloot wordt gesteld wanneer zij naar Iran terug zal keren, gelet op het feit dat zij enige tijd in het buitenland heeft verbleven zonder geldige verblijfsstatus terwijl de Iraanse autoriteiten bekend zijn met het feit dat Iraniërs in het buitenland asiel aanvragen en in het bijzonder zich beroepen op bekering. Eiseres verwijst in dit verband naar het Algemeen ambtsbericht Iran en de eerder genoemde uitspraken van de ABRvS van 19 januari 2022, en voert aan dat verweerder de zaak van eiseres niet heeft getoetst in het licht van de mensenrechtensituatie in Iran, nog los van de vraag of de afvalligheid wel of niet geloofwaardig is.
3.3.4
Eiseres voert verder aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiseres in Nederland verrichtte activiteiten niet op uiting van haar afvalligheid kunnen duiden. Ook voert eiseres aan dat de tegenwerping dat zij vanwege haar vader in Iran eerst geen activiteiten wilde verrichten, waardoor de activiteiten in Nederland niet aannemelijk zijn, niet eerder aan haar is voorgehouden. Eiseres stelt in ieder geval dat zij niet haar hele leven in angst kan leven. Bovendien is zij al aantal jaren weg uit Iran terwijl haar vader daar nog blijft hetgeen voor de autoriteiten een aanwijzing is dat hij geen contact heeft met eiseres.
3.3.5
Ten aanzien van de tegenwerping dat zij haar activiteiten in Nederland niet heeft onderbouwd heeft eiseres een screenshot overgelegd van haar post op social media, haar contact met een Iraanse journaliste in het buitenland die zich voortdurend bezighoudt met de wantoestanden in Iran en berichten van Iraniërs op social media plaatst.
Het oordeel van de rechtbank
De brief van 12 juli 2022
4.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat het aanvullend besluit van 12 juli 2022 geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven heeft geroepen, in die zin dat dit geen verandering in de rechtspositie van eiseres heeft gebracht. Verweerder heeft immers volhard in de afwijzing van de asielaanvraag onder aanvulling van de motivering. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit aanvullend besluit niet kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, maar moet worden beschouwd als aanvullende motivering van het bestreden besluit.
4.2
De rechtbank stelt verder vast dat nu ook verweerder het noodzakelijk achtte het bestreden besluit van een aanvullende motivering te voorzien, daarin ligt besloten dat de motivering in het bestreden besluit ontoereikend was reeds gelet op de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 en WI 2022/3. Dit heeft de gemachtigde van verweerder ook erkend. Gelet hierop kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek.
4.3
Het beroep tegen het bestreden besluit is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, waarbij de aanvullende motivering wordt meegenomen, in stand kunnen blijven. Bij de beoordeling of de rechtgevolgen van een vernietigd besluit in stand moeten worden gelaten dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden die zich op het moment van uitspraak voordoen en van het dan geldende recht. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.
Zienswijze
5.1
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het verzoek van eiseres om de ingebrachte zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder daarbij aan te geven in hoeverre verweerders reactie daarop in het bestreden besluit tekortschiet, niet kan worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De geloofwaardigheid van de afvalligheid
5.2
Uit eerder genoemde uitspraken van de ABRvS van 19 januari 2022 volgt dat de ABRvS strengere eisen stelt aan besluiten van de staatssecretaris op asielaanvragen van vreemdelingen die aanvoeren dat zij afvallig of atheïstisch zijn. De ABRvS is van oordeel dat de staatssecretaris geen duidelijke vaste werkwijze heeft waarmee hij onderzoekt en beoordeelt of een vreemdeling afvallig is. Het is dus aan de staatssecretaris om zo’n werkwijze op te stellen. De staatssecretaris maakt onvoldoende onderscheid tussen asielaanvragen van afvalligen en die van atheïsten. Dit onderscheid is nodig, omdat het twee verschillende soorten overtuigingen zijn die daardoor niet op precies dezelfde manier kunnen worden onderzocht en beoordeeld. Als de staatssecretaris het geloofwaardig vindt dat een vreemdeling afvallig of atheïstisch is, moet hij vervolgens onderzoeken of een vreemdeling hierdoor een risico loopt bij terugkeer. Uit de uitspraken blijkt dat dit onderzoek onvoldoende is voor afvalligen en atheïsten die terugkeren naar Iran. De staatssecretaris zal hiernaar dus nader onderzoek moeten doen.
5.3
Naar aanleiding van voornoemde uitspraak is een nieuwe werkinstructie verschenen met daarin een verduidelijking van het toetsingskader. Dit is werkinstructie 2022/3 en is met ingang van 15 februari 2022 in werking getreden. Verweerder heeft eiseres aanvullend gehoord en het bestreden besluit van een aanvullende motivering voorzien.
5.4
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het toetsingskader van de afvallige van toepassing is zoals neergelegd in paragraaf 5 in de nieuwe werkinstructie 2022/3. Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder aan de hand van de in die werkinstructie genoemde elementen heeft beoordeeld in hoeverre de afvalligheid van eiseres geloofwaardig is. Verweerder heeft in dit verband aangegeven dat de beoordeling in het bestreden besluit van 23 december 2020 grotendeels al voldoet aan dat wat in de nieuwe werkinstructie is opgenomen omtrent het beslissen in zaken waar het gaat om afvalligheid. Zo heeft verweerder voor wat betreft het proces overwogen dat dit element uitvoerig is beargumenteerd in het voornemen en het bestreden besluit. Ook voor wat betreft de kennis heeft verweerder verwezen naar de eerdere besluitvorming. Ten aanzien van de elementen activiteiten, uiting en toegedichte afvalligheid heeft verweerder een nadere motivering gegeven.
a)
Proces en motieven
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich heeft afgekeerd van de islam. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder (in het voornemen) eiseres heeft kunnen tegenwerpen dat zij niet nader weet te duiden welke goede en kritische opmerkingen zij in de door haar geraadpleegde literatuur las, en wat in die kritische geluiden eiseres hebben doen laten twijfelen over de islam. Voorts heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat ondanks dat eiseres wel enkele feiten en misstanden binnen de islam weet te benoemen, evenals verschillende boeken die zij heeft geraadpleegd, zij onvoldoende inzicht heeft verschaft over wat de informatie bij haar teweeg heeft gebracht. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat van iemand die stelt zich ongeveer drie jaar lang te hebben verdiept in religie en de kritiek hierop, mag worden verwacht dat zij meer inzicht kan verschaffen in de twijfels die zij zelf hieromtrent heeft ervaren en hoe zij hiermee is omgegaan. Dat eiseres niet afkomstig is uit een streng religieuze familie heeft verweerder niet ten onrechte niet als verschoonbare reden gezien voor het gebrek aan meer diepgaande verklaringen, nu eiseres zelf actief bezig is geweest met haar religie en na een periode van twijfel een bewuste keuze heeft gemaakt om zich van haar oude geloof af te wenden.
6.2
Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen hoe eiseres tot definitieve afstand van de islam is gekomen zeer algemeen van aard zijn en weinig diepgang vertonen en vaag zijn. Het enkel stellen dat ze veel heeft gelezen, zonder concreet aan te geven in hoeverre dat het proces van afvalligheid heeft beïnvloed, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Verweerder heeft verder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij heeft gesteld dat er in 2012 of 2013 dingen zijn gebeurd die de aanleiding zouden hebben gevormd om het proces in te zetten om de islam in 2016 definitief achter zich te laten, maar niet duidelijk weet te maken wat zich tussen deze jaren heeft voorgevallen. Zij wijst weliswaar op angsten en twijfels die zij relateert aan zoutzuuraanvallen maar vervolgens maakt zij niet duidelijk hoe die angsten in verband staan met haar religie. Eiseres heeft niet duidelijk gemaakt hoe haar angsten zijn weggenomen.
6.3
Het betoog van eiseres dat zij vanaf haar zevende werd beperkt door het geloof, dat zij vanaf haar negende gesluierd moest zijn, dat zij niet met jongens mocht omgaan, dat zij zich niet mocht kleden zoals ze wilde, dat ze geen make-up mocht, dat ze werd beperkt in haar werk, dat ze heeft gezien dat meisjes in Iran worden uitgehuwelijkt en dat iemand met een andere seksuele geaardheid wordt opgehangen, maken het oordeel van de rechtbank niet anders. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiseres niet heeft toegelicht hoe en waarom deze ervaringen haar tot twijfelen hebben gebracht. In zoverre volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat de verklaringen omtrent haar motieven van eiseres algemeen van aard blijven. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat eiseres ervan op de hoogte is dat het actief afstand nemen van de islam strafbaar is in Iran en dat zij weet dat er ook een maatschappelijke en culturele afkeer ten aanzien van afvalligen of bekeringen in Iran bestaat. Daarom heeft verweerder mogen verwachten dat eiseres uitgebreider kan verklaren over haar proces van afstand nemen en de aanleiding voor de afkeer van de islam.
6.4
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich met de brief van 12 juli 2022 niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het aanvullend gehoor, noch de daarop ingediende aanvullingen en correcties aanleiding geven om ten aanzien van dit onderdeel tot een ander standpunt te komen dan zoals reeds verwoord in het voornemen en de beschikking. Met verweerder stelt de rechtbank vast dat eiseres in het aanvullend gehoor en de correcties en aanvullingen zich nog een aantal keren uitspreekt over onderdrukking van de vrouw door de islam en over discriminatie op het werk en disrespectvolle behandeling. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat dit allemaal punten zijn die reeds betrokken zijn in de beoordeling. Met het noemen van enkele negatieve ervaringen die volgens haar hun oorsprong hebben in de islam heeft eiseres nog steeds onvoldoende inzicht gegeven in haar innerlijke belevingswereld en wat het bij haar teweeg bracht.
b)
kennis
7.1
Ook voor wat betreft de stelling van eiseres dat zij boeken heeft gelezen waardoor zij de conclusie heeft getrokken dat de islam niet past in deze tijd en dat het ouderwets en
gewelddadig is, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres in haar verklaringen niet nader weet te duiden welke goede en kritische opmerkingen zij las, en wat in die kritische geluiden betrokkene hebben doen laten twijfelen over de islam.
7.2
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in de brief van 12 juli 2022 niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat, hoewel eiseres is gevraagd of zij met het lezen van het boek van dokter Soha bepaalde antwoorden heeft gevonden of inzichten
heeft gekregen die de doorslag gaven de islam te verlaten, eiseres in het aanvullend gehoor in algemene termen heeft geantwoord en heeft verwezen naar voorbeelden die zij al eerder naar voren heeft gebracht.
c) Activiteiten en uiting
8.1
Ten aanzien van het betoog van eiseres dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door haar in Nederland verrichtte activiteiten niet op uiting van haar afvalligheid kunnen duiden is de rechtbank van oordeel dat deze enkele stelling geen aanleiding geeft voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergegeven in overweging 1.7.4, 1.7.5 en 1.7.6 namelijk dat eiseres zich in Iran nooit in het openbaar geuit heeft en dat niet geloofwaardig is dat eiseres zich als afvallige in de toekomst zal uiten. Daarnaast heeft eiser haar stelling dat zij zich in Nederland zou hebben geuit op geen enkele wijze onderbouwd.
8.2
Ten aanzien van het betoog (gronden 16 september 2022) van eiseres dat zij vanwege haar vader in Iran eerst geen activiteiten wilde verrichten heeft verweerder zich (in het verweerschrift) niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat eiseres zich heeft geuit op social media en bovendien is het ook niet aannemelijk dat zij zich op een dergelijke wijze zou uiten terwijl haar vader nog in Iran is. De gegeven uitleg in de gronden van beroep is volgens verweerder in strijd met hetgeen eiseres zelf verklaard heeft. Dat eiseres jaren weg is uit Iran zou voor de inlichtingendienst een aanwijzing zijn dat er geen contact is tussen eiseres en haar vader, maar eiseres heeft in het aanvullend gehoor juist verklaard dat de inlichtingendienst nog steeds navraag naar hen doet.
8.3
Ten aanzien het betoog (gronden 16 september 2022) van eiseres dat zij haar activiteiten in Nederland heeft onderbouwd door het overleggen van een screenshot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich (in het verweerschrift) niet onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres ook eerder in de procedure al eens screenshots heeft overgelegd. Nergens blijkt uit wat eiseres gepost heeft en hoe deze Instagram pagina aan eiseres en haar familie te linken zou zijn. Bovendien is het opvallend te noemen dat eiseres in het aanvullend gehoor van 17 mei 2022 heeft verklaard dat zij dreigementen meteen wist of dat de administrators dat wissen, maar dat zij nu wel bedreigingen kan overleggen. Ook met het screenshot van het WhatsApp bericht heeft eiseres niet alsnog onderbouwd dat zij zich in het openbaar heeft geuit over haar afkeer van de Islam. Hier blijkt immers niet uit dat eiseres en de journaliste contact hebben en door eiseres is niet nader onderbouwd wie deze gestelde journaliste is en waaruit blijkt dat contact met deze persoon problematisch is voor de Iraanse autoriteiten.
8.4
Ook het betoog van eiseres dat verweerder alle verklaringen in samenhang had moeten bezien en opnieuw of nader had moeten motiveren waarom de door eiseres bij het aanvullende gehoor gegeven toelichting niet zal afdoen aan de eerdere conclusie van verweerder dat de afwending van de islam niet geloofwaardig is, treft gelet op het voorgaande geen doel.
Toegedichte afvalligheid
9.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiseres vanwege een toegedichte afvalligheid heeft te vrezen voor vervolging. Zo heeft verweerder, conform de nieuwe werkinstructie, onder meer aangegeven dat niet geloofwaardig is dat sprake is van een verandering in de manier waarop eiseres uiting geeft aan haar religie, dat zij haar gestelde afvalligheid in Iran niet heeft geuit en haar omgeving niet op de hoogte was van haar gestelde afvalligheid. Verweerder heeft daarbij van belang kunnen achten dat nu de afvalligheid niet geloofwaardig wordt geacht, dit op voorhand reeds afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaring dat zij wordt gezocht vanwege deze afvalligheid.
9.2
Verweerder heeft verder van belang kunnen achten (voornemen) dat eiseres niet consistent heeft verklaard over haar reisbewegingen in relatie tot het ontdekken van de gestelde problemen in Iran die zouden hebben geleid tot een aanmelding voor een asielaanvraag.
9.3
Verweerder heeft voorts niet ten onrechte gesteld dat eiseres met het overleggen van een aantal pagina’s van een Instagrampagina niet (alsnog) aannemelijk heeft gemaakt dat de autoriteiten in Iran op de hoogte zijn van afvalligheid. Daartoe heeft verweerder van belang kunnen achten dat niet blijkt dat dit de Instagrampagina is van eiseres. Bovendien heeft verweerder in dit verband, ten overvloede, maar wel terecht, gewezen op een aantal uitspraken van de ABRvS, waaronder de uitspraak van 26 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2021:262), waaruit volgt dat indien de afvalligheid niet wordt geloofd, van eiseres verwacht mag worden dat zij voor terugkeer de inhoud van de Instagrampagina verwijderd en verwijderd houdt.
9.4
De rechtbank concludeert dat verweerder reeds op grond van bovengenoemde overwegingen de afwending van de islam en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Deze overwegingen betreffen de kern van het asielrelaas en kunnen de afwijzing van de aanvraag zelfstandig dragen. De overige door eiseres ingebrachte gronden die zien op de door verweerder geconstateerde tegenstrijdige verklaringen behoeven daarom geen bespreking meer.
Vrees bij terugkeer
10.1
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres geen risico loopt op schendingen als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De enkele stelling van eiseres in de gronden van beroep van 10 december 2022 dat het door verweerder genoemde ambtsbericht het risico dat eiseres loopt juist onderbouwt, is onvoldoende voor een ander oordeel.
Conclusie
11.1
In al het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Met de in de aanvullende brief van 12 juli 2022 neergelegde motivering heeft verweerder alsnog conform de WI 2022/3 voldoende gemotiveerd waarom de (toegedichte) afvalligheid van eiseres ongeloofwaardig is.
11.2
Omdat het beroep gegrond is bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank begroot die kosten aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht op € 2.092,50 aan kosten voor een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank houdt rekening met 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting op 5 oktober 2021 en 0,5 punt voor de nadere zitting op 21 december 2022 anders dan door tussenuitspraak door de gemachtigde van eiseres, en een wegingsfactor van 1.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder om de proceskosten van eiseres te vergoeden tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier. De uitspraak is gedaan op 30 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.