ECLI:NL:RBDHA:2023:7633

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
NL23.7093
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus-Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het licht van discriminatie en racisme in Zwitserland

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 21 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser betoogde dat hij in Zwitserland gediscrimineerd werd vanwege zijn Noord-Afrikaanse afkomst en dat hij slecht behandeld werd in de opvang. De rechtbank heeft de zaak op 29 maart 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht baseerde op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uit kan gaan dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat dit niet het geval is. De rechtbank wijst op verschillende rapporten en persberichten die de situatie van mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland beschrijven, maar concludeert dat deze informatie niet voldoende is om te stellen dat er een reëel risico bestaat op schending van mensenrechten bij terugkeer naar Zwitserland. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om eventuele problemen in Zwitserland aan te kaarten bij de autoriteiten daar.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7093

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I.N. Schalken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 8 maart 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.7094, op 29 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De staatssecretaris heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek aanvaard.
2.1.
De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden.
Mag de staatssecretaris uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
3. Eiser betoogt dat ten aanzien van Zwitserland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat Zwitserland zich niet houdt aan zijn internationale verplichtingen. Eiser werd in Zwitserland gediscrimineerd vanwege zijn Noord-Afrikaanse afkomst, hij werd ten onrechte beschuldigd van beroving en diefstal, en hij werd slecht behandeld in de opvang. Hij werd in een afgelegen asielzoekerscentrum geplaatst waar hij op bepaalde tijden moest eten en een paar keer per dag werd gecontroleerd. Ook werd hij onder druk gezet om te vertrekken. Ter onderbouwing van zijn betoog dat in Zwitserland sprake is van discriminatie en racisme wijst eiser op de volgende informatie:
De press release ‘Switzerland: Violence and racism in asylum centres run by private security companies’ van Amnesty International UK, van mei 2021;
het ‘Report of the Working Group of Experts on People of African Descent on its mission to Switzerland’ (rapport), van de Working Group of Experts on People of African Descent van de Verenigde Naties (de werkgroep), gepubliceerd op 4 oktober 2022;
het nieuwsbericht ‘Switzerland: People of African descent face 'systemic racism' van InfoMigrants, van 6 oktober 2022.
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat Zwitserland zich met de aanvaarding van het terugnameverzoek heeft verplicht om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en dat de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uit kan gaan dat Zwitserland zich daarbij houdt aan zijn internationale verplichtingen. Dit ligt anders als er concrete aanknopingspunten zijn die maken dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Het is aan eiser om dit aannemelijk te maken. Als blijkt dat er sprake is van structurele tekortkomingen, dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM (verbod van foltering) en artikel 4 van het EU Handvest (verbod van foltering) te vallen. [2] Daarvan is sprake wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van een lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid, óf hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid. [3]
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de staatssecretaris ten aanzien van Zwitserland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. De door eiser overgelegde informatie biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. De rechtbank licht dit oordeel als volgt toe.
3.2.1.
De in overweging 2 onder a genoemde press release gaat over een onderzoek naar racisme in vijf federale asielzoekerscentra in Zwitserland. Voor dit onderzoek zijn 14 slachtoffers van racisme en 18 personen die tijdens hun werkzaamheden in deze asielzoekerscentra getuige waren van het racisme, geïnterviewd. De rechtbank is van oordeel dat – nu deze informatie betrekking heeft op slechts een beperkt aantal gevallen van racisme in een beperkt aantal federale opvangcentra, een beperkt aantal mensen is geïnterviewd, en de informatie bovendien dateert uit 2021 en dus niet recent is – dit onderzoek onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
3.2.2.
Het in overweging 2 onder b genoemde rapport bevat de bevindingen van de werkgroep tijdens haar bezoek aan Zwitserland, dat plaatsvond van 17 tot en met 26 januari 2022. In het rapport geeft de werkgroep een overzicht van het huidige juridische, institutionele en beleidskader en de maatregelen die zijn genomen om racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid van mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland te voorkomen. In het rapport worden positieve ontwikkelingen en lacunes in de uitvoering benadrukt. De werkgroep benoemt onder punt 68 van het rapport (de conclusies) de positieve ontwikkelingen om de mensenrechten van personen van Afrikaanse afkomst te garanderen en onder punt 69 tot en met 82 de vormen van discriminatie en racisme die ondanks de genomen maatregelen nog steeds plaatsvinden en de zorgen daarover van de werkgroep. Onder punt 83 van het rapport doet de werkgroep concrete aanbevelingen om alle vormen van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid van mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland te bestrijden.
In het in overweging 2 onder c genoemde nieuwsbericht staat dat uit voormeld rapport blijkt dat mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland structureel te maken hebben met rassendiscriminatie en anti-Afrikaans racisme en dat dit ernstige gevolgen heeft voor hun economische, sociale, culturele, burger- en politieke rechten, dat zij vaak slachtoffer zijn van politiegeweld, en dat de aanwezigheid van anti-Afrikaans racisme vaak wordt onderschat, waardoor het door veel Zwitserse autoriteiten, met name op lokaal en gemeentelijk niveau, niet serieus wordt genomen. Uit dit bericht blijkt ook dat de vertegenwoordiger van Zwitserland bij de Verenigde Naties tijdens de vergadering van
3 oktober 2022 heeft erkend dat racisme en rassendiscriminatie - ook tegen mensen van Afrikaanse afkomst - problemen zijn die dringend moeten worden aangepakt, dat Zwitserland maatregelen neemt om de situatie te verbeteren en dat er verschillende maatregelen worden gelanceerd om discriminatie te bestrijden, waaronder kantonnale consultatiecentra voor slachtoffers van racisme en veranderingen in politietrainingsprogramma's.
3.2.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij, gelet op de hiervoor aangehaalde informatie, de situatie waarin mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland verkeren ook verontrustend vindt. Uit het recente rapport van de werkgroep blijkt immers dat mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland structureel te maken hebben met rassendiscriminatie. De gebeurtenissen die in het rapport worden vermeld zijn volgens de werkgroep geen incidenten. De werkgroep spreekt van een alomtegenwoordigheid en straffeloosheid van wangedrag dat aangeeft dat er een ernstig systemisch probleem bestaat. [4] De werkgroep concludeert ook dat het kader om racistische handelingen en nalatigheden aan te pakken ontoereikend is. Veel bestaande mechanismen hebben geen bindende autoriteit en rechtbanken kunnen voor velen, aldus de werkgroep, geen zinvolle remedie bieden. [5] Dat het systemisch probleem ook asielzoekers van Afrikaanse afkomst treft, blijkt uit de conclusie dat afgewezen asielzoekers in zorgwekkende omstandigheden verkeren die mogelijk mensenrechtenschendingen meebrengen [6] , en uit de aanbeveling om dringend de levensomstandigheden van asielzoekers, hun arbeidsbeperkingen en -kansen, en hun toegang tot gezondheidszorg aan te pakken. [7]
3.2.4.
Toch leidt de door eiser overgelegde informatie de rechtbank niet tot het oordeel dat eiser daarom, bij terugkeer naar Zwitserland, een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Uit het rapport blijkt dat de Zwitserse autoriteiten de problemen waar mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland mee te maken hebben erkennen en dat de autoriteiten actief stappen ondernemen om de mensenrechten van mensen van Afrikaanse afkomst te garanderen. [8] De werkgroep noemt als concreet voorbeeld, onder meer, vervolgingen, ook van overheidsfunctionarissen, wegens het aanzetten tot rassenhaat. De rechtbank acht verder van belang de boodschap die de vertegenwoordiger van Zwitserland op 3 oktober 2022 bij de Verenigde Naties heeft gebracht (zie onder 3.2.2), namelijk dat de problemen dringend moeten worden aangepakt en dat verschillende maatregelen worden genomen om discriminatie te bestrijden.
3.3.
Gelet op het voorgaande stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat Zwitserland zich ten aanzien van eiser niet zal houden aan zijn internationale verplichtingen. Bij voorkomende problemen ligt het op de weg van eiser om daarover in Zwitserland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Niet gebleken is dat dit niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De Zwitserse autoriteiten hebben immers juist aangegeven dat racisme en rassendiscriminatie een probleem is dat dringend moet worden aangepakt. Het betoog van eiser slaagt niet.
Moet de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich trekken?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich moet trekken.
4.1.
Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, voor zover thans van belang, kan in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening, een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht. De staatssecretaris maakt terughoudend gebruik van deze bevoegdheid, bijvoorbeeld wanneer bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt. [9]
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de omstandigheden die eiser in dit verband aanvoert – namelijk wat hij in Zwitserland heeft meegemaakt (de slechte behandeling in het asielzoekerscentrum, de discriminatie, het racisme en de beschuldigingen van beroving en diefstal) en zijn negatieve gemoedstoestand – niet zo bijzonder en individueel zijn dat de staatssecretaris het asielverzoek daarom onverplicht aan zich moet trekken. Het betoog slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus-Visschers, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.H. Verzijl-Stoop, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend.
2.Zie de arresten van het Hof van Justitie van 21 januari 2011 (M.S.S. tegen België en Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609) en 19 maart 2019 (Jawo, ECLI:EU:C:2019:218).
3.Zie punt 92 van het arrest Jawo.
4.Zie onder punt 69 van het rapport.
5.Zie onder punt 73 van het rapport.
6.Zie onder punt 82 van het rapport.
7.Zie onder punt 83 van het rapport.
8.Zie onder punt 68 van het rapport.
9.Paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000.