ECLI:NL:RBDHA:2023:7631
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres, van Syrische nationaliteit, op 22 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 21 februari 2023 een ingebrekestelling ontvangen van eiseres wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 7 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft op 21 februari 2023 verweerder in gebreke gesteld, en de termijn van twee weken voor het indienen van een beroepschrift begon op 23 februari 2023, na ontvangst van de ingebrekestelling. De laatste dag van deze termijn viel op 8 maart 2023. Aangezien het beroepschrift op 7 maart 2023 is ingediend, was dit prematuur, omdat de termijn van twee weken nog niet was verstreken. De rechtbank concludeert dat aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb niet is voldaan, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.