ECLI:NL:RBDHA:2023:7627
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verblijfsvergunning aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser, die de Turkse nationaliteit heeft, had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn aanvraag was afgewezen. Het bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen gronden van bezwaar had ingediend binnen de gestelde termijn. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Eiser voerde aan dat hij tijdig alle juiste gegevens had ingediend en dat er geen puntensysteem geldt voor Turkse onderdanen die een verblijfsaanvraag indienen in het kader van arbeid als zelfstandige, in tegenstelling tot de opvatting van de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was dat eiser tijdig gronden van bezwaar had ingediend, waardoor het beroep kennelijk ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak, en er is een mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending van de uitspraak.