ECLI:NL:RBDHA:2023:7611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
22/2972
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inreisverbod opgelegd aan vreemdeling wegens overschrijding van de vrije termijn

Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een vreemdeling uit Aruba, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 14 april 2022, waarbij haar een inreisverbod voor de duur van twee jaar was opgelegd. Dit inreisverbod was het gevolg van het feit dat eiseres de vrije termijn met meer dan drie dagen had overschreden en niet onmiddellijk Nederland had verlaten. Tijdens de zitting op 30 januari 2023 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres geen zienswijze had ingediend tegen het voornemen om haar een inreisverbod op te leggen, ondanks dat zij hierover was geïnformeerd door de marechaussee. Eiseres voerde aan dat de communicatie gebrekkig was en dat haar ervaring op Schiphol traumatisch was, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende onderbouwd waren om af te zien van het inreisverbod.

De rechtbank baseerde haar oordeel op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat individuele omstandigheden die pas in beroep worden ingediend, niet worden meegenomen als de vreemdeling in de bestuurlijke fase de gelegenheid heeft gehad om deze naar voren te brengen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om het inreisverbod te verkorten of niet op te leggen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2023, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/2972

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te Aruba, eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 14 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, gelet op het terugkeerbesluit van
11 maart 2022, aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar [1] . Dit omdat eiseres de vrije termijn [2] , met meer dan drie dagen heeft overschreden en zij Nederland niet onmiddellijk hoefde te verlaten. Verweerder wijst er daarbij op dat op
11 maart 2022 bij de uitreiscontrole op Schiphol is vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf (meer) had. Tegen haar is toen een terugkeerbesluit uitgevaardigd en het voornemen uitgereikt haar een inreisverbod op te leggen. Omdat er voor verweerder geen reden bestaat om af te zien van het opleggen van het inreisverbod, heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Dit inreisverbod gaat in op het moment dat eiseres de Europese Unie), de Europese Economische Ruimte en Zwitserland heeft verlaten.
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om achteraf, na haar vertrek uit Nederland, haar zienswijze op het voornemen om haar een inreisverbod op te leggen kenbaar te maken. De rechtbank constateert dat eiseres geen zienswijze heeft ingediend. Dit ondanks dat de mogelijkheid daartoe haar is meegedeeld door de marechaussee. Ook heeft zij een formulier gekregen over de procedure. Volgens eiseres spraken de medewerkers gebrekkig Spaans en was haar ervaring op Schiphol traumatisch. Als gevolg hiervan heeft zij maandenlang niet kunnen werken of haar normale leven op Aruba kunnen voortzetten. De rechtbank ziet hierin geen verschonende omstandigheden, aangezien eiseres dit op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Ook heeft zij van de marechaussee een formulier over de procedure meegekregen. Als er al sprake is geweest van een gebrekkige communicatie, dan had zij er alsnog van op de hoogte kunnen zijn dat zij een zienswijze tegen het voornemen tot het opleggen van een inreisverbod kon indienen.
3. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als een vreemdeling pas in beroep met individuele omstandigheden komt, terwijl de vreemdeling de in de bestuurlijke fase geboden gelegenheid daartoe ongebruikt voorbij heeft laten gaan, die omstandigheden niet bij de beoordeling worden betrokken. [3]
4. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het geval van eiseres geen aanleiding is geweest om af te zien van het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar of om de duur daarvan te verkorten.
5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.op grond van artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.als bedoeld in artikel 3.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 5 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3589, en van