ECLI:NL:RBDHA:2023:7579

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 806
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag voor de periode mei tot en met december 2007

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de afwijzing van compensatie voor kinderopvangtoeslag voor de periode van mei tot en met december 2007. Eiseres had verzocht om compensatie, maar de rechtbank oordeelde dat er geen aanvraag om kinderopvangtoeslag was ingediend voor die periode en dat er geen bewijs was dat eiseres in die periode gebruik had gemaakt van kwalificerende opvang. De rechtbank stelde vast dat de bewijslast voor het recht op compensatie bij de aanvrager ligt en dat eiseres niet had aangetoond dat zij recht had op compensatie. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onzorgvuldige besluitvorming door de Belastingdienst en dat de afwijzing van de compensatie terecht was. Eiseres had eerder compensatie ontvangen voor andere jaren, maar voor de periode in kwestie was er geen recht op compensatie vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees de verzoeken om vergoeding van proceskosten en griffierecht af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/806

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. T. Kocabas),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de definitieve compensatie kinderopvangtoeslag voor eiseres vastgesteld op € 58.347.
Bij beslissing op bezwaar van 11 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
zijn gemachtigden mr. [naam 1] en mr. [naam 2].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft in de periode van januari tot en met april 2007 voor de kinderopvang door een gastouder gebruik gemaakt van de diensten van gastouderbureau [gastouderbureau 1] ([gastouderbureau 1]) en in de jaren 2008 tot en met 2012 van de diensten van gastouderbureau [gastouderbureau 2] ([gastouderbureau 2]), hierna verder aangeduid als opvang via [gastouderbureau 1] en opvang via [gastouderbureau 2]. Voor de jaren 2007 tot en met 2012 heeft eiseres in totaal een bedrag van
€ 77.422 aan voorschotten kinderopvangtoeslag toegekend gekregen. De kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2011 is later op nihil gesteld en de kinderopvangtoeslag over het jaar 2012 is op een lager bedrag vastgesteld. Hierdoor moest eiseres in totaal een bedrag van € 66.201 aan kinderopvangtoeslag terugbetalen. Echter, na het instellen van bezwaar/beroep is de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2012 herzien en vastgesteld op een bedrag van in totaal € 56.280. Per saldo heeft eiseres over de jaren 2007, 2009 en 2012 een bedrag van in totaal € 9.921 aan kinderopvangtoeslag terug moeten betalen. Dit bedrag heeft eiseres volledig terugbetaald.
2. Op 13 november 2019 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld vanwege het vermoeden dat zij bij de besluiten tot terugvordering een vergelijkbare behandeling heeft gehad als in de zogeheten CAF 11-zaak. [1] Zij heeft verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 tot en met 2012.
3. Verweerder heeft eiseres op 15 december 2020 geïnformeerd dat [gastouderbureau 2] in het verleden onderdeel is geweest van een CAF-onderzoek of een onderzoek dat daarop lijkt. [2] Omdat in dit onderzoek fouten zijn gemaakt die gevolgen hebben gehad voor de kinderopvangtoeslag van eiseres, heeft verweerder na een herbeoordeling van de jaren 2007 tot en met 2012 aangekondigd voornemens te zijn aan eiseres een bedrag van € 58.347
aan compensatie toe te kennen voor de schade die eiseres heeft gehad. Voor het jaar 2007 is een compensatie toegekend van € 3.800 voor de opvang via [gastouderbureau 1]. Voor de jaren 2009 en 2012 is in totaal een compensatie toegekend van € 6.121 voor de opvang via [gastouderbureau 2]. Het compensatiebedrag bestaat verder nog uit € 16.553 aan materiële schade, € 97 aan invorderingskosten, € 1.069 aan proceskosten en € 12.000 aan immateriële schade. Ook heeft eiseres een rentevergoeding over de gemiste kinderopvangtoeslag ontvangen van
€ 23.594 en een aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaalbedrag. Het compensatiebedrag is in het primaire besluit ongewijzigd gebleven.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt dat zij voor het jaar 2007 niet volledig is gecompenseerd, omdat geen rekening is gehouden met de afname van kinderopvang via [gastouderbureau 2] in de periode van mei tot en met december 2007. Eiseres was in dat jaar fulltime werkzaam en nam in eerste instantie opvang af via [gastouderbureau 1]. In april 2007 bleek dat dit gastouderbureau niet geregistreerd stond, waardoor eiseres geen aanspraak kon maken op kinderopvangtoeslag. Om die reden is eiseres vanaf 1 mei 2007 gebruik gaan maken van de diensten van [gastouderbureau 2]. [3] Ter zitting heeft eiseres in dit verband toegelicht dat [gastouderbureau 2] destijds de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 met terugwerkende kracht heeft aangevraagd, dat [gastouderbureau 2] de kinderopvangtoeslag ontving en dat eiseres de eigen bijdrage aan de gastouder betaalde. Van verweerder kreeg zij toen echter te horen dat de aanvraag niet was ontvangen en volgens eiseres is deze terugkoppeling kenmerkend voor de toeslagenaffaire. Gezien het tijdsverloop vindt het eiseres het onredelijk dat op haar de bewijslast rust dat wel degelijk een aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend en dat sprake is geweest van kinderopvang in de periode van mei tot en met december 2007. Daar komt bij dat het algemeen bekend is dat bewijsstukken door toedoen van verweerder verloren zijn gegaan [4] en volgt uit paragraaf 2.1 van de 3e voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag dat het verhaal van de ouder het vertrekpunt dient te zijn voor de beoordeling en toekenning van de compensatie. Daarnaast stelt eiseres dat het primaire besluit op een onjuiste en onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen.

Wat vindt verweerder in beroep?

5. Verweerder stelt dat eiseres op grond van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 maximaal is gecompenseerd voor de teruggevorderde kinderopvangtoeslag over de jaren 2007 tot en met 2012. Eiseres is niet gecompenseerd voor de periode van mei tot en met december 2007, omdat uit de informatiesystemen van verweerder niet is gebleken dat eiseres in die periode kwalificerende opvang heeft genoten. De door eiseres overgelegde stukken onderbouwen evenmin dat in die periode gebruik is gemaakt van een geregistreerde kinderopvang. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is volgens verweerder geen sprake.
Wat is het toetsingskader?
6. De rechtbank stelt vast dat het compensatiebesluit hier in geding is gebaseerd op artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit Compensatieregeling CAF 11. Met ingang van 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie Toeslagen (Wht) van kracht. De compensatieregelingen zijn met ingang van die datum ondergebracht in de Wht. Op grond van het overgangsrecht [5] worden compensatiebeschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank leidt uit het beschikbare dossier af dat eiseres op 13 april 2007 een aanvraag kinderopvangtoeslag heeft ingediend voor het jaar 2007. In deze aanvraag is vermeld dat eiseres met ingang van 1 januari 2007 gebruik is gaan maken van opvang via [gastouderbureau 1]. Bij besluit van 24 april 2007 is aan eiseres een voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 toegekend van € 11.400. Op 20 april 2007 heeft eiseres de kinderopvangtoeslag stopgezet met ingang van 1 mei 2007. Naar aanleiding hiervan is het voorschot voor het jaar 2007 op 5 mei 2007 herzien naar € 3.800. Dit voorschot heeft dus betrekking op de periode van januari tot en met april 2007. Bij beschikking van 12 mei 2009 is het voorschotbedrag van € 3.800 teruggevorderd en bij beschikking van 5 november 2009 is de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2007 definitief vastgesteld op nihil. Zoals blijkt uit overweging 3, is eiseres voor de terugvordering over de periode van januari tot en met april 2007 volledig gecompenseerd. Pas op 16 mei 2008 ontvangt verweerder van eiseres weer een aanvraag om kinderopvangtoeslag en ditmaal voor het jaar 2008. In die aanvraag is vermeld dat eiseres met ingang van 1 maart 2008 gebruik is gaan maken van opvang via [gastouderbureau 2]. In het dossier is vermeld dat verweerder zijn informatiesystemen heeft doorzocht en dat gebleken is dat er geen gegevens aanwezig zijn die bevestigen dat er een aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend voor de periode van mei tot en met december 2007. Daarin zijn voor die periode ook geen gegevens terug te vinden over afgegeven voorschotbeschikkingen of opvanggegevens.
8. De rechtbank stelt vast dat in het dossier van eiseres zich geen stukken bevinden waaruit blijkt dat op enig moment een aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend voor de periode van mei tot en met december 2007 dan wel dat aan eiseres voor die periode kinderopvangtoeslag is toegekend. De stelling van eiseres dat het algemeen bekend is dat bewijsstukken door toedoen van verweerder verloren zijn gegaan, slaagt niet. Eiseres heeft immers geen begin van bewijs aangedragen op grond waarvan aannemelijk geacht zou kunnen worden dat [gastouderbureau 2] voor de betreffende periode een aanvraag om kinderopvangtoeslag zou hebben ingediend. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de toelichting ter zitting van verweerders gemachtigde dat het systeem van verweerder automatisch een zogeheten xml-bestand aanmaakt zodra er digitaal een aanvraag om kinderopvangtoeslag wordt ingediend, dat ten aanzien van de hier in geding zijnde periode geen xml-bestand is aangetroffen en dat het daarom onwaarschijnlijk is dat de aanvraag bij verweerder in het ongerede is geraakt. De verwijzing van eiseres naar de 5e Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag ziet bovendien op de kwestie dat beroepsdossiers ten onrechte zijn vernietigd en die situatie speelt hier niet.
9. Nu niet is gebleken van enige toekenning van kinderopvangtoeslag voor de periode van mei tot en met december 2007, kan evenmin sprake zijn geweest van een terugvordering van kinderopvangtoeslag over die periode. Nog daargelaten dat om die reden dus ook geen sprake kan zijn van schade die voor compensatie in aanmerking komt [6] , is evenmin aannemelijk gemaakt dat in de periode van mei tot en met december 2007 gebruik is gemaakt van de diensten van [gastouderbureau 2] en dat daarom wel degelijk aanspraak bestond op kinderopvangtoeslag. De door eiseres overgelegde stukken zijn immers niet te herleiden tot de periode van mei tot en met december 2007. Daar komt bij dat eiseres alleen de bladzijden 7, 9 en 10 van het document “Risico Inventarisatie Gastouderopvang” heeft overgelegd, terwijl uit die stukken blijkt dat dit document uit in totaal 26 bladzijden bestaat. Bladzijde 7 is bovendien door T. Akgül ondertekend op 25 juni 2007, terwijl het document een versie betreft uit oktober 2007. Op bladzijde 9 is voorts vermeld “klein kind 10 mnd”, terwijl het kind van eiseres in het jaar 2007 drie jaar oud was.
10. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verhaal het vertrekpunt dient te zijn voor de beoordeling en toekenning van de compensatie. De rechtbank overweegt dat uit de
Memorie van Toelichting bij de Wht [7] volgt dat de bewijslast voor het recht op compensatie bij de aanvrager van de compensatie ligt. Als aannemelijk is dat de aanvrager recht heeft op compensatie, wordt deze toegekend. Eiseres moet dus meer doen dan alleen zeggen dat zij een aanvraag om kinderopvangtoeslag heeft ingediend en in de periode van mei tot en met december 2007 kinderopvang heeft afgenomen via [gastouderbureau 2]. Aannemelijk maken betekent dat eiseres aan de hand van verklaringen en stukken duidelijk moet maken dat haar stellingen juist zijn. Dit betekent niet dat van de ouder wordt gevergd al de ingenomen stellingen te bewijzen met objectief verifieerbare bewijsstukken, maar wel dat de stellingen van de ouder worden ondersteund door of passen bij de overige aanwezige informatie. Dat in de 3e voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag staat dat het verhaal van de ouder het vertrekpunt dient te zijn voor de beoordeling van de compensatie, wil dus niet zeggen dat verweerder enkel op basis van het verhaal van de ouder compensatie dient toe te kennen. Omdat uit het hiervoor overwogene volgt dat er geen gegevens aanwezig zijn die onderbouwen dat er een aanvraag om kinderopvangtoeslag is ingediend dan wel dat eiseres in de periode van mei tot en met december 2007 daadwerkelijk opvang heeft afgenomen via [gastouderbureau 2], is zij niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Dat eiseres in de relevante periode fulltime werkzaam was, brengt de rechtbank gelet op het voorgaande niet tot een ander oordeel.
11. Met betrekking tot het verzoek van eiseres om de gronden van haar bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van verweerder daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten.
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen aanleiding bestaat voor toekenning van een compensatie aan eiseres voor de periode van mei tot en met december 2007.
Schending beginselen
13. Wat eiseres overigens nog heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. Verweerder heeft de door eiseres overgelegde stukken wel degelijk meegewogen, maar heeft deze onvoldoende geacht voor het toekennen van compensatie. Het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie is conform artikel 13, tweede lid, van de Werkwijze Bezwaarschriftenadviescommissie [8] meegezonden met het bestreden besluit. Eiseres heeft verder nog gewezen op de omstandigheid dat zij eerst met het bestreden besluit in kennis is gesteld van de aanvullende schriftelijke reactie van verweerder van 16 november 2021. Hoewel de bezwaarschriftenadviescommissie dit stuk eerder aan eiseres had kunnen toezenden, overweegt de rechtbank dat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad. Uit het hoorverslag blijkt namelijk niet dat afgesproken is dat eiseres voorafgaand aan het bestreden besluit op dat stuk diende te reageren. Daar komt bij dat zij in beroep die gelegenheid wel heeft gehad.
Wat is de conclusie?
14. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt zij het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en
mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Voetnoten

1.Verweerder heeft institutioneel vooringenomen gehandeld in het CAF 11 onderzoek dat gericht was
2.In onderdeel 2.2.2 van het Besluit Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken
3.Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres drie bladzijden van het document “Risico
4.Eiseres verwijst in dit verband naar paragraaf 2.7 van de 5e Voortgangsrapportage
5.Artikel 8.6 van de Wht.
6.Uit artikel 2.1 van de Wht volgt dat verweerder compensatie toekent aan (kort samengevat) een
7.Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 36 151, nr. 3, pagina 72.
8.Zie https://services.belastingdienst.nl/toeslagen-herstel/over-uht/bezwaarschriftenadviescommissie/.