ECLI:NL:RBDHA:2023:7576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
NL23.1773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning op grond van artikel 8 EVRM voor verblijf moeder bij meerderjarige zoon

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 12 mei 2022 afgewezen, en na bezwaar is deze afwijzing op 22 december 2022 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 8 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van eiseres en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM tussen eiseres en haar meerderjarige zoon, referent. De rechtbank stelt vast dat de banden tussen hen niet uitstijgen boven de gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen ouders en volwassen kinderen. Eiseres en referent hebben al meer dan 30 jaar niet samen gewoond, en referent heeft een gezin in Nederland gehad. De staatssecretaris heeft ook de medische situatie van referent in overweging genomen, maar concludeert dat hij zelfstandig kan functioneren en geen exclusieve afhankelijkheid van eiseres heeft.

De rechtbank oordeelt verder dat de staatssecretaris in de belangenafweging terecht het algemene belang van de Nederlandse overheid zwaarder heeft laten wegen dan het persoonlijke belang van eiseres en referent. De afwijzing van de aanvraag blijft in stand, en het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1773

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres,

(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 12 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 december 2022 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [referent] (zoon van eiseres en referent), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eiseres terecht geen verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM voor verblijf bij referent heeft gegeven. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris het besluit terecht en op goede gronden genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroepsgronden
4. Eiseres bestrijdt dat er geen sprake is van een gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen haar en referent. De staatssecretaris heeft ten onrechte niet aangenomen dat er tussen hen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Voorts heeft de staatssecretaris de belangenafweging ten onrechte in het nadeel van haar en referent laten uitvallen. Eiseres bestrijdt de overwegingen over het afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering van referent en over het niet bestaan van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Armenië uit te oefenen.
Overwegingen van de rechtbank
5. Gelet op het ter zitting besprokene gaat de rechtbank er bij de beoordeling van uit dat eiseres en referent moeder en zoon zijn.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat tussen eiseres en referent banden bestaan die uitstijgen boven de normale banden die er zijn tussen ouders en hun meerderjarige kinderen. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris alle van belang zijnde feiten en omstandigheden bij dit standpunt heeft betrokken. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat eiseres en referent al lang (ruim 30 jaar) niet meer samenwonen en zij dus al lang geen gezin meer vormen. Referent is naar Rusland gegaan en had later, tot zijn echtscheiding, een gezin in Nederland. Voorts heeft de staatssecretaris bij zijn standpunt betrokken dat eiser ernstige medische klachten heeft. De staatssecretaris heeft echter terecht geconcludeerd dat niet is gebleken dat eiser door zijn medische situatie zodanig hulpbehoevend is dat hij niet meer zelfstandig kan functioneren. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat eiser zelfstandig woont, zelfstandig boodschappen doet en geen huishoudelijke hulp krijgt. In dit kader heeft de staatssecretaris betrokken dat niet is gebleken dat referent geen hulp van instanties kan inroepen en dat er niet is gebleken van exclusieve afhankelijkheid van referent van eiseres. De stelling dat eiseres deze hulp bij uitstek kan bieden is niet relevant voor de vraag of er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent. Dat eiseres en referent elkaar dagelijks drie tot vier keer bellen - naast de bezoeken van eiseres aan referent in Nederland - heeft de staatssecretaris terecht onvoldoende gevonden om een meer dan gebruikelijke band tussen referent als volwassen kind en eiseres als ouder aan te nemen. Ook heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat ook niet is gebleken van (emotionele) afhankelijkheid van eiseres van referent. Niet is gebleken dat eiseres zich niet zelfstandig kan handhaven. Zij woont op dit moment bij haar andere zoon in Armenië en niet is gebleken dat haar dochter in Armenië niet voor haar zou kunnen zorgen indien nodig. Gelet op het voorgaande is niet gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referent.
5.2.
Voor zover het beroep is gericht tegen de door de staatssecretaris gemaakte belangenafweging is de rechtbank (enigszins terughoudend toetsend) van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte een groter belang heeft gehecht aan het algemene belang van de Nederlandse overheid dan aan het persoonlijke belang van eiseres en referent om het familie- of gezinsleven in Nederland uit te oefenen. De staatssecretaris heeft in de belangenafweging zwaar in het nadeel van eiseres mogen laten wegen dat niet is gebleken dat sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eiseres en referent, omdat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen hen. De staatssecretaris heeft verder het economisch belang van de Nederlandse overheid als element in de belangenafweging mogen meenemen. De staatssecretaris heeft het middelenvereiste niet aan eiseres tegengeworpen. Wel heeft de staatssecretaris in de belangenafweging in het nadeel van eiseres mogen laten meewegen dat de kosten van een eventuele vestiging van eiseres in Nederland ten laste van de Nederlandse overheid zouden komen, nu referent een bijstandsuitkering ontvangt. Dat referent is vrijgesteld van de arbeidsverplichting in de Participatiewet betekent niet dat verweerder dit niet in nadelige zin kan meewegen. Het gaat immers om de weging van alle relevante feiten en omstandigheden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er voor referent vanwege zijn medische situatie een objectieve belemmering bestaat om het familie- of gezinsleven met haar in Armenië uit te oefenen. De staatssecretaris heeft er op mogen wijzen dat referent in 2015 naar Armenië is gegaan en dat het feit dat zijn verblijf in het land hem niet goed is bevallen nog niet betekent dat er geen behandeling voor zijn medische klachten is. Dat het, na het overleggen van medische informatie door referent, op de weg van de staatssecretaris ligt om onderzoek te laten verrichten of referent kan worden behandeld in Armenië, volgt de rechtbank niet. Het is in het kader van de aanvraag aan eiseres om aannemelijk te maken dat er voor referent een objectieve belemmering bestaat om naar Armenië te gaan voor het uitoefenen van het familie- of gezinsleven. Hierin is zij, gelet op voorgaande overwegingen, niet geslaagd. Het is invoelbaar dat eiseres en referent op elkaar zijn gesteld en graag hun tijd samen doorbrengen maar artikel 8 van het EVRM biedt hiervoor geen grondslag.

Conclusie en gevolgen

6. De afwijzing van de aanvraag blijft in stand. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.