ECLI:NL:RBDHA:2023:7559
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 2 augustus 2022 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk, waarop eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overwoog dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Eiser was verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing, waarbij zij de mogelijkheid hebben om binnen zes weken verzet aan te tekenen.