In deze zaak heeft verzoekster op 13 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie of gezinslid bij haar referent. De aanvraag werd op 25 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Na de afwijzing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en het besluit hangende het beroep alsnog is genomen, is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184.
De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. R. de Mul, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.