3.4.Gebruikte bewijsmiddelen feit 3
De rechtbank zal voor de onder feit 3 ten laste gelegde vernieling op 8 november 2022 in Katwijk en de vernieling op 11 november 2022 in Lisse met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft deze twee vernielingen namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de processen-verbaal met de nummers [PL nummer] , [PL nummer] , [PL nummer] , [PL nummer] en [PL nummer] van de politie eenheid Den Haag, district Leiden en Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 1007).
8 november 2022 te Katwijk
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 mei 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 5] , opgemaakt op 8 november 2022 (p. 366-367);
11 november 2022 te Lisse
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 mei 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 2] , opgemaakt op 9 november 2022 (p. 39-42);
De overige vernielingen worden door de verdachte ontkend. Dit betreft:
De vernieling op 21 oktober 2022 aan de [adres 3] ;
De vernieling op 24 oktober 2022 aan de [adres 3] ;
De vernieling op 8 november 2022 aan de [adres 2] .
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
21 en 24 oktober 2022 te Voorhout: partiële vrijspraak
De rechtbank zal de verdachte van deze incidenten vrijspreken. Op 24 oktober 2022 is er weliswaar een harde knal gehoord komende vanuit de richting van de voordeur van de woning aan de [adres 3] en lag er een halve straatsteen voor de voordeur, maar was er geen sprake van schade aan de voordeur, zodat niet kan worden gesproken van een vernieling. Ten aanzien van het incident van 21 oktober 2022 bevatten het dossier en het onderzoek ter terechtzitting te weinig bewijs om vast te kunnen stellen dat de verdachte degene is geweest die deze vernieling heeft gepleegd.
1. Het proces-verbaal van aangifte, [slachtoffer 1] , opgemaakt op 9 november 2022, voor zover inhoudende (p. 22-31):
Wij wonen met ons gezin op het adres [adres 2] .
Op dinsdag 08 november 2022, omstreeks 18:50 uur was ik met de gehele familie thuis. Ik hoorde op dat moment een harde klap. Vanmorgen 9 november 2022 zag ik dat recht voor de voordeur een steen lag. Die steen lag echt op het pad recht voor die deur. Ik schopte op dat moment dat stuk steen opzij en keek toen rechts naar de ruit naast die voordeur. Ik zag toen dat er op het glas van die ruit wit gruis zitten. Toen ik met mijn hand dat gruis weg probeerde te vegen, zag en voelde ik dat er krassen in die ruit waren ontstaan.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 december 2022, voor zover inhoudende (p. 350-364):
Op 8 december 2022 werd de verdachte [verdachte] aangehouden. Naast hem lagen in bed twee telefoons. Deze twee telefoons betroffen:
• iPhone 6s met IMEI-nummer [IMEI nummer] .
• iPhone 6 met IMEI-nummer [IMEI nummer] .
Uit de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer [IMEI nummer] blijkt dat deze op 8 november kort op het tijdstip incident gebruik maakt van een basisstations in Lisse. Twee van deze basisstations kunnen worden gebruikt vanaf het woonadres van de politieambtenaar.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 december 2022, voor zover inhoudende (p. 428-436):
Ik heb onderzoek gedaan naar de belgeschiedenis tussen [verdachte] ( [telefoonnummer] ) en [medeverdachte] ( [telefoonnummer] en [telefoonnummer] ). Hieruit blijkt dat er rondom de incidenten van 8 november 2022 19:57 uur te Lisse belcontact is tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 december 2022, voor zover inhoudende (p 337-346):
Op donderdag 8 december 2022 werd de verdachte [verdachte] aangehouden in zijn woning op de [adres 1] . [verdachte] lag in zijn bed. Naast hem lagen in bed twee telefoons. Beide telefoons werden in beslag genomen voor digitaal onderzoek.
Uitgelezen telefoon 6s
Ik zag dat er een gesprek was met het telefoonnummer [telefoonnummer] . (…) Ik zag dat er op 24 oktober een gesprek plaatsvond waarin het adres [adres 5] werd genoemd. Daarnaast werd het adres [adres 2] genoemd.
Ik zag dat er een gesprek was met het telefoonnummer [telefoonnummer] . In dit gesprek stonden 197 berichten. Ik zag dat het gesprek was verwijderd, waardoor de berichten gescrambled zijn. Hierdoor staan de woorden in willekeurige volgorde.
Op 8 november 2022 (…) Hierna, omstreeks 20:02 uur, stuurde [verdachte] het volgende: "nu ewa voorhout rij bro al richting ik, wollah, aan gegooid vol bro had tegen die hout, boven die raam, stoned met me de kop, wollah vnv ga eerlijk je met bro had zijn nodig, is jouw toch kw kant die van".
Bewijsoverwegingen
Gelet op de bewijsmiddelen (in het bijzonder de inhoud van het berichtenverkeer tussen de verdachte en [medeverdachte] kort na het incident) is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die de vernieling op 8 november 2022 te Lisse heeft gepleegd.
Vervolgens staat de rechtbank voor de vraag of de verdachte de drie bewezen verklaarde vernielingen in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hierover allereerst dat gelet op de jurisprudentie ook bij lijfelijke afwezigheid van de medepleger sprake kan zijn van medeplegen. Er moet sprake zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt dan op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Hier speelt een belangrijke rol of de door de medeverdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (een voldoende significante of wezenlijke bijdrage).
De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. De inlichtingen die door de medeverdachte [medeverdachte] zijn verstrekt, zijn van wezenlijke bijdrage voor de voltooiing van de delicten geweest. Dat de medeverdachte een andere ‘deelnemingsvorm’ (namelijk uitlokking) ten laste is gelegd, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.