ECLI:NL:RBDHA:2023:750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking beroep asielaanvraag
In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoeker, op 14 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 10 december 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 29 augustus 2022 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoet is gekomen door de asielaanvraag in te willigen, is het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De beslissing van de rechtbank is dat verweerder in de proceskosten van verzoekster wordt veroordeeld tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.