ECLI:NL:RBDHA:2023:7491

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
09/202524-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling in jeugdstrafrecht met vrijspraak en veroordeling tot jeugddetentie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2023, stond de verdachte terecht voor poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, geboren in 2005, op 10 augustus 2022 in Rijswijk een hondenriem om de nek van het slachtoffer had gedaan en deze strakker had getrokken, wat leidde tot een poging tot doodslag. Echter, op basis van forensisch onderzoek concludeerde de rechtbank dat de kans op de dood bij deze handeling zeer gering was, wat resulteerde in vrijspraak voor de poging tot doodslag. De rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte het slachtoffer had geslagen en gewurgd. De verdachte werd veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 118 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling bij De Waag en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ASS en ADHD, en de impact van zijn daden op het slachtoffer, die zowel fysiek als mentaal letsel had opgelopen. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van €2.550,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/202524-22
Datum uitspraak: 17 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 4 mei 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. L. Kooijmans en de advocaat van de verdachte is mr. H.P.J. van der Eerden te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- een hondenriem om de nek van [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) die hondenriem strakker heeft getrokken waardoor [slachtoffer] geen lucht meer kreeg,
- bovenop [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- [slachtoffer] meermalen in/tegen het gezicht, op/tegen het achterhoofd en/of het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 augustus 2022 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een hondenriem om de nek van [slachtoffer] heeft gedaan en/of (vervolgens) die hondenriem strakker heeft getrokken waardoor [slachtoffer] geen lucht meer kreeg,
- bovenop [slachtoffer] is gaan zitten en/of
- [slachtoffer] meermalen in/tegen het gezicht, op/tegen het achterhoofd en/of het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Uit het forensisch onderzoek volgt dat de kans op de dood bij het verwurgen met een hondenriem voor korte duur bij een gezonde jongen zeer gering is. Vanwege het ontbreken van de aanmerkelijke kans op de dood dient vrijspraak te volgen van het primair ten laste gelegde. Wel kan de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, nu er geen sprake is geweest van de aanmerkelijke kans dat de dood zou intreden. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit het forensisch geneeskundig onderzoek volgt dat het risico op overlijden door wurgen met een hondenriem, indien dit gedurende een kortere periode plaatsvindt bij een gezonde jongeman, zeer gering is. De aanmerkelijke kans, welke noodzakelijk is voor het voorwaardelijk opzet, ontbreekt om die reden. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het [nummer] van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 187).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 mei 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van aangever Milius, opgemaakt op 11 augustus 2022 (p. 17-18, met bijlagen p. 19-28);
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige Wallaart, opgemaakt op 11 augustus 2022 (p. 51-52);
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 september 2022 (p. 114-117, met bijlagen p. 118-178).
3.5
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat de verdachte een hondenriem om de nek van het slachtoffer heeft gedaan en deze vervolgens strakker heeft aangetrokken. De verdachte en het slachtoffer zijn daarna op de grond terecht gekomen, waarna de verdachte op het slachtoffer is gaan zitten en het slachtoffer met zijn vuisten in het gezicht heeft geslagen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling moet de rechtbank vaststellen of de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is. Wie iemand met een vuist in het gezicht slaat, terwijl diegene met het hoofd op de grond ligt, stelt zich bewust bloot aan de aanmerkelijke kans dat diegene daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De rechtbank overweegt daarnaast dat het afsluiten van de luchtwegen, door in dit geval het aantrekken van de hondenriem om de keel van het slachtoffer, ook kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De halsstreek is een zeer kwetsbaar gebied van het lichaam, nu daar (vitale) bloedvaten lopen en de luchtpijp zich daar bevindt. De halsstreek is zeer gevoelig voor samendrukking, waardoor grote schade aan het lichaam kan worden toegebracht. Door op deze manier geweld uit te oefenen op de halsstreek van het slachtoffer heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
De rechtbank acht, gelet op het voorstaande, de subsidiair te laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
3.6
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 10 augustus 2022 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- een hondenriem om de nek van [slachtoffer] heeft gedaan en vervolgens die hondenriem strakker heeft getrokken waardoor [slachtoffer] geen lucht meer kreeg,
- bovenop [slachtoffer] is gaan zitten en
- [slachtoffer] meermalen in het gezicht en het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 118 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden behandeling bij De Waag, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont en een meldplicht bij de jeugdreclassering. Van de bijzondere voorwaarden wordt de dadelijke uitvoerbaarheid verzocht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening gehouden moet worden met de persoon van de verdachte en wijst met name op het feit dat verdachte lijdt aan ASS en ADHD en de familie van verdachte is verhuisd. Daarnaast wil de verdachte graag een baan bij de NS waarvoor een VOG noodzakelijk is. Een jeugddetentie kan de afgifte van een VOG in de weg staan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, door het slachtoffer een hondenriem om de nek te doen, deze strakker aan te trekken en vervolgens, nadat de verdachte en het slachtoffer op de grond terecht zijn gekomen, op het slachtoffer te zitten en hem met de vuist in het gezicht te slaan. Als gevolg van dit plotselinge agressieve handelen van de verdachte heeft het slachtoffer meerdere zwellingen en (schaaf)wonden opgelopen. Naast het fysieke letsel, heeft het handelen van de verdachte ook een mentale impact op het slachtoffer en zijn familie gehad. Uit de verklaring van de moeder van het slachtoffer op de zitting volgt dat het slachtoffer slecht slaapt, nachtmerries heeft, snel angstig is en geen vertrouwen in vrienden meer heeft. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van de Justitiële Documentatie van 28 maart 2023 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 april 2023 en van de Pro Justitia-rapportage van 4 november 2022. Er is, samengevat, als volgt gerapporteerd.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
De verdachte heeft moeite om zijn emoties goed te reguleren, hetgeen regelmatig tot stress en spanning leidt. Hiernaast heeft de verdachte moeite om (sociale) informatie op een goede manier te verwerken. Hij kan rigide zijn in zijn denken en handelen, en beschikt over beperkte adequate copingvaardigheden om juiste keuzes te maken.
De verdachte is net gestart bij de Waag., De behandeling hier zal zich richten op de emotieregulatie, impulsiviteit en rigiditeit van denken. Hiernaast zal er vanuit de Waag aandacht zijn voor psycho-educatie (t.a.v. ADHD en autisme) en de hierbij horende beperkingen, mogelijk met ondersteuning van medicatie.
Het voortzetten van jeugdreclassering en coaching is nodig om praktische zaken in
samenspraak met de verdachte en moeder te regelen en hen hierbij te ondersteunen
(zelfstandig/begeleid wonen, behandeling, scholing/arbeid).
De verdachte heeft laten zien vatbaar te zijn voor externe begeleiding, komt zijn afspraken goed na en er is geen sprake van nieuwe politie contacten. Dit is positief en bemoedigend, hiervoor verdient hij een compliment.
Pro Justitia-rapportage, opgesteld door [naam 1] , GZ-psycholoog
Vastgesteld is dat bij de verdachte sprake is van een aandachtdeficiëntie-hyperactiviteitsstoornis en een autismespectrumstoornis bij een (ten minste) gemiddelde intelligentie. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
In de aanloop naar het ten laste gelegde hebben de problemen om emoties adequaat te (laten) reguleren geleid tot oplopende stress en spanning. Daarnaast is er sprake van beperkingen in de (sociale) informatieverwerking, rigiditeit in denken en handelen en onvoldoende adequate copingvaardigheden om complexe (sociale) situaties op te lossen. Hierbij spelen de onderliggende problemen in de emotieregulatie en prikkelverwerking geen helpende rol. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het risico op recidive ziet vooral op de uit de stoornissen voortkomende beperkingen en betreffen voornamelijk de problemen in de (sociale) informatieverwerking, de beperkingen in de emotieregulatie en de beperkte copingvaardigheden. Alles wegend wordt het risico op toekomstig gewelddadig gedrag als laag tot matig geschat.
Behandeling en begeleiding van de verdachte kan het risico op recidive verminderen. De verdachte is gebaat bij een omgeving die hem helpt om zijn emoties te reguleren, met name wanneer er sprake is van oplopende stress en spanning. Passend bij het proces van volwassen worden, kan de moeder van de verdachte daar steeds minder een rol in spelen, hoewel hij niet zonder een aanspreekpunt kan. Behandeling en begeleiding, gericht op de emotieregulatie, de impulsiviteit en rigiditeit van denken is belangrijk. De problemen in de (sociale) informatieverwerking van waaruit de autismespectrumstoornis en de ADHD voortkomen, zijn niet op te lossen. Wel lijkt medicamenteuze ondersteuning passend om de onrust en impulsiviteit tegen te gaan. In de lijn die de jeugdreclassering voor ogen heeft, zou een aanmelding bij De Waag passend zijn voor de behandeling, tussentijds kan de behandeling bij Youz doorgang vinden en afgerond worden. De begeleiding kan worden vormgegeven door de jeugdreclassering. De verdachte zal mogelijk zijn leven lang in meer of mindere mate een vorm van begeleiding en coaching nodig hebben.
[naam 2] heeft, namens de Raad voor de Kinderbescherming, als deskundige op de zitting het volgende aangegeven. Door zijn ADHD en ASS heeft de verdachte enerzijds moeite met het filteren en prioriteren van signalen die van buitenaf komen, anderzijds heeft hij moeite met het inschatten van sociale situaties. Deze stoornissen spelen al zijn hele leven een rol in hoe hij omgaat met moeilijkheden. Door behandeling bij De Waag kan voorkomen worden dat de verdachte opnieuw in een situatie als onderhavige terechtkomt. Het is positief dat de verdachte hier voor open staat en hier gemotiveerd voor is. Dat hij uitzicht heeft op een baan bij de NS en daar iets kan doen wat hij leuk vindt en waar hij goed in is, draagt bovendien bij aan de zelfstandigheid van de verdachte en het opbouwen van een goede toekomst.
[naam 3] heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter terechtzitting aangegeven dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden. Hij heeft de behandeling bij Youz afgerond en is inmiddels gestart met behandeling bij De Waag. Het is al merkbaar dat hij nadenkt over hoe hij beter met spanningsvolle situaties kan omgaan. De verdachte heeft veel spijt van wat er is gebeurd. De verdachte is inmiddels aangenomen bij de Techniekfabriek van de NS, maar daar is een VOG voor nodig. Sleutelen is zijn lust en zijn leven, wat maakt dat deze baan recidive verminderend zal werken. Vanwege de VOG wordt een voorwaardelijke werkstraf geadviseerd, in plaats van een voorwaardelijke jeugddetentie.
Toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid over en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie, de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit de hiervoor genoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. De rechtbank vindt, gelet op de ernst van het feit, een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats, waarvan het grootste gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het belangrijk dat hij voor een langere periode behandeling heeft en wordt ondersteund waar dat nodig is. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden benoemd.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging rekening mee dat de verdachte na het incident in behandeling is gegaan en daar nog steeds gemotiveerd voor is. Daarnaast heeft de verdachte op de zitting berouw getoond en heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. De rechtbank ziet er belang in dat de verdachte aan de slag kan bij de NS, in een functie waarin hij zijn passie voor sleutelen kwijt kan. Dit draagt niet alleen bij aan het verlagen van de recidive, maar ook aan het opbouwen van een goede toekomst voor de verdachte.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot zware mishandeling.
Gelet op de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , ter zitting bijgestaan door [naam 4] van Slachtofferhulp Nederland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van €2.550,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van €2.550,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente met ingang van 10 augustus 2022.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €2.550,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 augustus 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.6 is omschreven en kwalificeert dit als
poging tot zware mishandeling;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
120 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
118 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west en zich zal melden bij de jeugdreclassering, zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
3. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling, indien en voor zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
4. dat hij zich gedurende maximaal zes maanden niet zal bevinden op [locatie] te Leidschendam, tenzij onder begeleiding en toezicht van een door de jeugdreclassering goedgekeurde volwassene, zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
5. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:

- [slachtoffer] , [geboortedatum] ;

geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd:
6. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
7. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
vordering benadeelde partij
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , toe en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €2.550,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 augustus 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, met veroordeling van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €2.550,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 10 augustus 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. M.F.M de Groot, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 17 mei 2023.