ECLI:NL:RBDHA:2023:749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft verzoeker, een asielzoeker, op 12 juli 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 16 december 2022 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder geheel tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door de asielaanvraag in te willigen, is het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor 'licht' omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt. Verzoeker is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.