ECLI:NL:RBDHA:2023:7488

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
09/151515-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor drugshandel met werkstraf en bijzondere voorwaarden

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2002, die beschuldigd werd van het handelen in cocaïne, MDMA en hennep. De verdachte heeft in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen drugs verhandeld. Tijdens de zitting op 3 april 2023 heeft de verdachte bekend dat hij betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende elf maanden schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten, wat heeft geleid tot een veroordeling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder jeugdreclasseringsbegeleiding, een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, en de verplichting om onderwijs of een andere zinvolle dagbesteding te volgen. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn beïnvloedbaarheid door volwassenen.

De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een minder groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn rol in de drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/151515-22
Datum uitspraak: 17 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 april 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B.A.C. Looijestijn en de advocaat van de verdachte is mr. P.H.W. Spoelstra te Gouda. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij
 van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen heeft gehandeld in cocaïne en/of MDMA;
 van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen heeft gehandeld in hennep, terwijl hij daar een gewoonte van heeft gemaakt.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

De verdachte heeft bekend dat hij in de ten laste gelegde periode samen met anderen heeft gedeald in soft- en harddrugs. Het ten laste gelegde kan daarom zonder nadere motivering bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. De rechtbank heeft volstaan met een opsomming, nu de verdachte de feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende coca
ïne en/of MDMA, zijnde middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van voormeld feit een gewoonte hebben gemaakt.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar.

7.De straf en/of maatregel

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft werkstraf voor de duur van 120 uur geëist, met aftrek, waarvan 80 uur voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding met een meldplicht, meewerken aan behandeling door de Waag of een soortgelijke instelling, gedurende de duur van de jeugdreclasseringsmaatregel onderwijs volgen of een andere dagbesteding hebben en een contactverbod met medeverdachte.
De verdachte is gebruikt door volwassenen die hij vertrouwde. Tegelijkertijd is de verdachte eerder aangehouden voor het dealen van drugs, maar is daar vervolgens niet mee gestopt. Inmiddels is bij de verdachte een knop omgegaan en heeft hij goede keuzes gemaakt. Het is belangrijk dat het traject dat de verdachte heeft ingezet niet doorkruist wordt, maar dat hij ook straf krijgt voor wat hij gedaan heeft.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de door de officier van justitie geëiste straf gehalveerd zal moeten worden. Dit vanwege de aard van de werkzaamheden van de verdachte, de afwezigheid van eigen initiatief en de afwezigheid van een zelfstandige rol. Daarnaast heeft de verdachte van begin af aan bekend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende elf maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan handel in hard- en softdrugs. De handel in drugs en het gebruik van drugs leidt veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit. Deze middelen kunnen daarnaast schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen voor de gebruikers daarvan met zich meebrengen. Door deze strafbare feiten te plegen heeft de verdachte bijgedragen aan de verspreiding van deze middelen. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door geldelijk gewin en zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van de Justitiële Documentatie van 21 februari 2023 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 29 december 2022.
De heer [naam 1] heeft, namens de reclassering, als deskundige ter zitting onder verwijzing naar het rapport het volgende aangegeven. De verdachte is betrouwbaar, open, transparant en gemotiveerd. Hij is zijn BBL-opleiding aan het afronden en heeft zijn rijbewijs gehaald. Ook heeft hij inmiddels een pro-sociale vriendengroep en heeft hij een bijbaan. Desalniettemin is het belangrijk dat er de komende tijd behandeling komt voor zijn agressieregulatie. De verdachte heeft zelf aangegeven dit te willen, omdat hij graag meer rust in zijn hoofd heeft.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De verdachte woont nog thuis en lijkt gebaat bij ondersteuning door zowel familieleden als professionele hulpverleners. Ook is er sprake van een bepaalde mate van kwetsbaarheid, waardoor de kans op (negatieve) beïnvloeding aanwezig is. De verdachte stelt zich begeleidbaar op en heeft een gemotiveerde houding. Gelet op de voornoemde omstandigheden adviseert Reclassering Nederland toepassing van het jeugdstrafrecht en begeleiding door de jeugdreclassering.
De rechtbank neemt het advies van Reclassering Nederland over en past het jeugdstrafrecht toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
De rechtbank houdt er bij de bepaling van de straf rekening mee dat de verdachte een beïnvloedbare jongen is. Hij heeft zich door de ouders van zijn beste vriend laten meetrekken in hun illegale drugshandel. Die ouders waren voor hem belangrijke volwassenen in zijn leven, wat maakt dat het aannemelijk is dat zijn keuzevrijheid beperkt is geweest. Zijn rol in de drugshandel was die van loopjongen en zijn verdiensten lijken beperkt van omvang te zijn geweest. Daarnaast heeft de verdachte lange tijd schorsende voorwaarden gehad, waar hij zich goed aan heeft gehouden. De rechtbank zal om die reden een minder groot deel van de straf voorwaardelijk opleggen en de proeftijd op één jaar vaststellen. Anders dan de verdediging is de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat ook een onvoorwaardelijk strafdeel moet volgen.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uur opleggen, met aftrek, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en met een proeftijd van één jaar. Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen, vindt de rechtbank de navolgende bijzondere voorwaarden nodig: jeugdreclasseringsbegeleiding, een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, de verplichting om passend onderwijs en/of een zinvolle dagbesteding te hebben en een contactverbod met zijn medeverdachten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen in de uitoefening van een beroep opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf en/of maatregel
veroordeelt de verdachte tot
een werkstraf voor de duur van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde werkstraf wordt afgetrokken;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 uur,niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
1 jaar,houdt aan de volgende voorwaarden;
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of een andere, door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
4. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, indien en voor zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
5. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media– contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 2] , geboren op [geboortedag 2] 1974;
- [naam 3] , geboren op [geboortedag 3] 1980;
- [naam 4] , geboren op [geboortedag 4] 2004;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
6. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
7. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. O.F. Bouwman, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 17 april 2023.
Mr. M.J. Bouwman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en/of een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaats(en), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of MDMA, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en/of een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaats(en), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Bijlage II
Opgave van bewijsmiddelen
Feit 1
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023;
Het proces-verbaal van politie [nummer 1] (pagina 107-119 van het dossier), inhoudende de verklaring van de verdachte;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 54-62 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie [nummer 3] (pagina 102-103 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 4] (pagina 443-459 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 3] .
Feit 2
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023;
Het proces-verbaal van politie [nummer 1] (pagina 107-119 van het dossier), inhoudende de verklaring van de verdachte;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 54-62 van het dossier), inhoudende de verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van politie [nummer 3] (pagina 102-103 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van politie nummer 2022081415-102 (pagina 443-459 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 3] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.