Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2002, die beschuldigd werd van het handelen in cocaïne, MDMA en hennep. De verdachte heeft in de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen drugs verhandeld. Tijdens de zitting op 3 april 2023 heeft de verdachte bekend dat hij betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende elf maanden schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten, wat heeft geleid tot een veroordeling.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder jeugdreclasseringsbegeleiding, een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, en de verplichting om onderwijs of een andere zinvolle dagbesteding te volgen. De rechtbank heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de verdachte en zijn beïnvloedbaarheid door volwassenen.
De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank heeft besloten om een minder groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn rol in de drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.