ECLI:NL:RBDHA:2023:7487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
09/151514-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor drugshandel en wapenbezit

Op 17 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van drugshandel en wapenbezit. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen heeft gehandeld in cocaïne en hennep. Daarnaast had hij op 17 juni 2022 ongeveer 2 gram cocaïne en 58,5 gram hennep voorhanden, evenals een alarmpistool met bijbehorende munitie. Tijdens de zitting op 3 april 2023 bekende de verdachte dat hij vanaf december 2021 samen met anderen in softdrugs en vanaf maart 2022 in harddrugs had gedeald. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 december 2021 tot 17 juni 2022 schuldig was aan het handelen in softdrugs en in de periode van 1 maart 2022 tot 1 juni 2022 aan het handelen in harddrugs. De rechtbank legde een werkstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder jeugdreclasseringsbegeleiding en een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van drugshandel en wapenbezit, maar hield rekening met de invloed van de ouders van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/151514-22
Datum uitspraak: 17 april 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 april 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. B.A.C. Looijestijn en de advocaat van de verdachte is mr. J.J.J.L. Maalsté te Utrecht. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, samengevat, van beschuldigd dat hij
 van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen heeft gehandeld in cocaïne en/of MDMA;
 van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen heeft gehandeld in hennep, terwijl hij daar een gewoonte van heeft gemaakt;
 op 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen ongeveer 2 gram cocaïne voorhanden heeft gehad;
 op 17 juni 2022 in Schoonhoven samen met anderen ongeveer 58,5 gram hennep voorhanden heeft gehad;
 op 17 juni 2022 in Schoonhoven een alarmpistool en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij vanaf december 2021 samen met anderen heeft gedeald in softdrugs en dat hij vanaf maart 2022 samen met anderen heeft gedeald in harddrugs. Ook heeft hij bekend dat hij een alarmpistool voorhanden heeft gehad, net als de henneptoppen en ponypacks met cocaïne. De henneptoppen waren deels voor eigen gebruik, deels voor de handel en de ponypacks bewaarde hij voor zijn vader.
Door de verdediging is bepleit dat de onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde periode niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover de rechtbank oordeelt dat de verdachte drie maanden in harddrugs heeft gedeald en zes maanden in softdrugs.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende afgeleid kan worden dat de verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode, te weten van 1 juli 2021 tot 17 juni 2022, schuldig heeft gemaakt aan het handelen in soft- en harddrugs. Nu de verdachte heeft verklaard dat hij vanaf december 2021 en maart 2022 heeft gehandeld in softdrugs respectievelijk harddrugs, is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte in de periode van 1 december 2021 tot 17 juni 2022 heeft gehandeld in softdrugs, en dat hij in de periode van 1 maart 2022 tot 1 juni 2022 heeft gehandeld in harddrugs.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. De rechtbank heeft volstaan met een opsomming, nu de verdachte de feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
1
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 maart 2022 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde middel
enals bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 1 december 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van voormeld feit een gewoonte hebben gemaakt;
3
hij op 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram (netto) van een materiaal bevattende coca
ïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij op 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 58,5 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5
hij op 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, en bijbehorende munitie, te weten tien patronen voorhanden heeft gehad.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar.

7.De straf en/of maatregel

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft werkstraf voor de duur van 120 uur geëist, met aftrek, waarvan 80 uur voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding met een meldplicht, gedurende de duur van de jeugdreclasseringsmaatregel onderwijs volgen of een andere dagbesteding hebben, meewerken aan een delict analyse en een eventuele door de jeugdreclassering te bepalen interventie en een contactverbod met medeverdachte.
Hoewel de verdachte verantwoordelijk is voor zijn eigen keuzes, is ook te begrijpen dat het voor de verdachte moeilijk moet zijn geweest om zich aan de keuzes van zijn ouders te onttrekken. Daarbij heeft de verdachte een positieve lijn weten in te zetten. Het is belangrijk dat deze ontwikkeling niet doorkruist wordt, maar dat de verdachte ook straf krijgt voor wat hij gedaan heeft.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte een geheel voorwaardelijke straf opgelegd dient te worden, of een straf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, en met een proeftijd van één jaar. De verdachte is een first offender die al dan niet onder invloed van zijn ouders verkeerde keuzes heeft gemaakt. Daarnaast heeft hij zich geruime tijd aan schorsende voorwaarden moeten houden, waarbij het contactverbod met de ouders erg zwaar is geweest. Een onvoorwaardelijke straf dient niet langer een doel.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende vier respectievelijk zeven maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan handel in hard- en softdrugs. Daarnaast heeft hij samen met anderen ongeveer 2 gram cocaïne en 58,5 gram hennep tot zijn beschikking gehad. De handel in drugs en het bezit en het gebruik van drugs leidt veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit. Deze middelen kunnen daarnaast schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen voor de gebruikers daarvan met zich meebrengen. Door deze strafbare feiten te plegen heeft de verdachte bijgedragen aan de verspreiding van deze middelen. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door geldelijk gewin en zich geen rekenschap heeft gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool. Het ongecontroleerde bezit van wapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en heeft een enorme maatschappelijke impact. Het voorhanden hebben van vuurwapens vergroot het risico op daadwerkelijk gebruik daarvan aanzienlijk, met alle gevolgen van dien.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van de Justitiële Documentatie van 21 februari 2023 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 november 2022.
Mevrouw [naam 1] heeft, namens de Raad, als deskundige ter zitting, onder verwijzing naar het rapport het volgende toegelicht. De verdachte kwam binnen als een first offender met zeer heftige feiten, waar hij niks over wilde vertellen. Zijn houding was goed, net als zijn sociale vaardigheden, maar het middelengebruik was een risicofactor. Het is positief dat de verdachte op de zitting meer over het delict heeft willen vertellen. Het strafadvies is nog steeds passend. School en werk gaan goed. Als de verdachte nog een jaar begeleiding krijgt van de jeugdreclassering, kan hij ook aan de slag met de bespreking van het delict.
Mevrouw [naam 2] heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting het volgende aangegeven. De verdachte is altijd goed in contact geweest met de jeugdreclassering. De eerste periode was voor hem erg zwaar, door het contactverbod met de ouders en doordat hij erg was geschrokken van de inval. Op enig moment is de verdachte weer teruggegaan naar huis. Het gaat sindsdien goed op school en hij heeft ook werk gevonden. De verdachte heeft aangegeven dat hij wil werken aan zijn zelfbeeld en zelfvertrouwen. Door de jeugdreclassering wordt daarvoor passende hulpverlening gezocht.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
De rechtbank houdt er bij de bepaling van de straf rekening mee dat de rechtbank een kortere periode van drugshandel bewezen acht dan de officier van justitie. De rechtbank weegt verder mee dat de verdachte is beïnvloed door belangrijke volwassenen om hem heen. Zijn ouders hebben zich in dezelfde periode eveneens schuldig gemaakt aan illegale drugshandel, wat aannemelijk maakt dat zijn keuzevrijheid beperkt is geweest. Daarnaast heeft de verdachte lange tijd schorsende voorwaarden gehad, waar hij zich goed aan heeft gehouden. De rechtbank zal om die reden een minder groot deel van de straf voorwaardelijk opleggen en de proeftijd op één jaar vaststellen. Anders dan de verdediging is de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, van oordeel dat ook een onvoorwaardelijk strafdeel moet volgen.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf voor de duur van 80 uur opleggen, met aftrek, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en met een proeftijd van één jaar. Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen, vindt de rechtbank de navolgende bijzondere voorwaarden passend: jeugdreclasseringsbegeleiding, de verplichting om passend onderwijs en/of een zinvolle dagbesteding te hebben, meewerken aan het maken van een delict analyse en een eventuele door de jeugdreclassering te bepalen interventie en een contactverbod met zijn medeverdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg van het Wetboek van Strafrecht, artikel 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet en artikel 26 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2, 3,4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen in de uitoefening van een beroep opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf en/of maatregel
veroordeelt de verdachte tot
een werkstraf voor de duur van
80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
40 (veertig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde werkstraf wordt afgetrokken;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
40 uur,niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
1 jaar,houdt aan de volgende voorwaarden;
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
3. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of een andere, door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
4. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan het maken van een delict analyse en meewerkt aan een door de jeugdreclassering te bepalen interventie, indien en voor zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
5. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media– contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met:

- [naam 3] , geboren op [geboortedag 2] 2002;

geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
6. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
7. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. O.F. Bouwman, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 17 april 2023.
Mr. M.J. Bouwman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en/of een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaats(en), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, en/of een of meer andere tot op heden onbekend gebleven plaats(en), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (gebruikers)hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormeld feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
3
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram (netto), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 58,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool, en/of (bijbehorende) munitie, te weten tien, althans een of meer, patronen voorhanden heeft gehad.
Bijlage II
Opgave van bewijsmiddelen
Feit 1
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] -97 (pagina 438-442 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1]
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 460-471 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] -110 (pagina 583-591 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 3] ;
Feit 2
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] -97 (pagina 438-442 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 1]
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 460-471 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] -110 (pagina 583-591 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 3] ;
Feit 3
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023;
Het proces-verbaal van politie [nummer 4] (pagina 303-304 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 5] (pagina 316-317 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 2] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 6] (pagina 431-433van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 7] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 7] (pagina 434-437 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 7] ;
Feit 4
De verklaring van de verdachte op de zitting van 3 april 2023;
Het proces-verbaal van politie [nummer 4] (pagina 303-304 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 315 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 8] ;
Feit 5
Het proces-verbaal van politie [nummer 4] (pagina 303-304 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] ;
Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 478-480 van het dossier), inhoudende het relaas van de [verbalisant 9] .
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.