ECLI:NL:RBDHA:2023:7485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
09/827202-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een veroordeelde in jeugdstrafzaken

Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde, geboren in 2001, die eerder was veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel). De vordering van de officier van justitie was gericht op verlenging van deze maatregel met zes maanden. De rechtbank heeft de vordering in raadkamer behandeld, waarbij verschillende deskundigen en de veroordeelde zelf zijn gehoord. De Pro Justitia-rapportage en andere adviezen wezen op de noodzaak van verdere begeleiding en behandeling, gezien de complexe voorgeschiedenis van de veroordeelde, die onder andere te maken heeft gehad met fysiek geweld en verwaarlozing. De rechtbank concludeerde dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde een verlenging van de PIJ-maatregel vereisen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de PIJ-maatregel te verlengen tot 1 augustus 2023, maar niet voor de gevorderde zes maanden, omdat de veroordeelde al goede vorderingen had gemaakt en de behandeling bij de GGZ nog moest starten. De rechtbank wees de overige vorderingen af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/827202-18
Datum uitspraak: 3 april 2023
Beslissing op de op 10 februari 2023 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak tegen:

[veroordeelde],

[roepnaam]
geboren op [geboortedag] 2001,
BRP [adres],
thans verblijvende bij [instelling 1],
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 20 september 2018 is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel), onherroepelijk geworden op 5 oktober 2018, laatstelijk verlengd met twaalf maanden bij beschikking van 28 maart 2022.

De vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de (termijn van de) PIJ-maatregel wordt verlengd met zes maanden.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in deze zaak, waaronder:
- de op 28 maart 2023 uitgebrachte Pro Justitia-rapportage, opgesteld door [naam 1], werkzaam als psychiater, en [naam 2], werkzaam als GZ- en kinder- en jeugdpsycholoog;
- het op 5 januari 2023 uitgebrachte advies, opgesteld door [naam 3], werkzaam als GZ-psycholoog bij [inrichting] (hierna: de inrichting), om de PIJ-maatregel te verlengen met zes maanden en de daarbij overgelegde aantekeningen;
- het op 18 augustus 2022 uitgebracht reclasseringsadvies en het concept-voortgangsverslag van 23 maart 2023, beiden opgesteld door [naam 6], reclasseringswerker bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering.
De rechtbank heeft op 3 april 2023 de vordering in raadkamer met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L. Windhorst;
- de mentor, mevrouw [naam 4];
- de deskundige, mevrouw [naam 5], verbonden aan de inrichting.
De deskundige, mevrouw [naam 6], verbonden aan de jeugdreclassering , is via een digitale verbinding gehoord.

Het advies

De Pro Justitia-rapportage van 28 maart 2023 houdt, kort samengevat, het volgende in.
“Op basis van het klinisch oordeel kan gezegd worden dat veel risicofactoren bij [veroordeelde] historisch van aard zijn, en dus onveranderbaar. Hij kent een zeer belaste voorgeschiedenis, waarin hij is blootgesteld aan fysiek geweld, ernstige verwaarlozing, seksueel misbruik, opgroeien in armoede tussen verslaafde familieleden en een volgens hem onterechte veroordeling en PIJ-maatregel. Thans geeft hij aan geen last meer te hebben van traumaklachten, maar de traumatisering zal altijd onderdeel blijven van zijn persoonlijkheid. Ook kunnen klachten weer terugkomen. Zijn neiging om negatieve gedachten weg te willen houden uit de beleving en te vluchten in hard werken en sporten, wordt tevens als een mogelijk risico gezien. Hij zal nog beter moeten leren dat ook negatieve emoties bij het leven horen en er mogen zijn. Tot slot heeft betrokkene sinds zijn veroordeling nog niet kunnen oefenen met intimiteit en relaties.
Om de bovenstaande risicofactoren en de prille ontwikkeling van [veroordeelde] in de maatschappij te monitoren, is het wenselijk dat het huidige juridisch kader nog enige tijd zal blijven bestaan.
Inmiddels is vanuit de JJI al het STP ingezet om [veroordeelde] te resocialiseren, hetgeen tot dusverre goed verloopt. Hij lijkt behandeling en/of begeleiding nu niet af te houden omdat hij gemotiveerd is om verder te resocialiseren en hij dit niet stuk wil laten lopen. Dit motiveert hem om zich sociaal wenselijk op te stellen en zich te committeren aan afspraken. Onderzoekers zijn in het verlengde hiervan nog van mening dat structuur (werk, opleiding, sport) en begeleiding (reclasseerder) voorlopig nog wel geïndiceerd blijven om [veroordeelde] blijvend positief te kunnen beïnvloeden en hem een optimaal leven buiten de JJI te laten hebben. Van belang is wel om vooruitgang te blijven boeken en borgen, dat [veroordeelde] kan laten zien dat hij de zelfstandigheid daadwekelijk aankan. [veroordeelde] is voorts aangemeld voor behandeling door de Forensische Poli van GGZ Friesland om de in de JJI gestarte traumabehandeling voort te zetten en om hem te ondersteunen bij het opbouwen van zijn leven buiten de JJI. [veroordeelde] zegt hiervoor gemotiveerd te zijn.”
Uit het advies van de inrichting van 5 januari 2023 volgt, kort samengevat, het volgende.
“Het is van belang dat [veroordeelde] zich verder gaat ontwikkelen buiten de JJI. Er wordt getracht het STP zo snel mogelijk aan te laten vangen. Op het moment van schrijven (januari 2023) vinden er nog gesprekken plaats met de [instelling 1] om een aantal concrete zaken door te nemen en er is nog geen exacte datum van plaatsing bekend. Om de STP-aanvraag niet onnodig lang te vertragen, is de STP-aanvraag al geschreven en zal deze alvast ingediend worden. Zodra de exacte startdatum bekend is, kan de machtiging afgegeven worden en het STP zo snel mogelijk aanvangen. Tot aan de ingang van zijn STP zal hij in [inrichting] verblijven.
[veroordeelde] zal tijdens het STP gaan werken bij een hoveniersbedrijf in omgeving Drachten, eventueel in combinatie met een BBL-opleiding. Daar er nog geen duidelijkheid was over wanneer uitstroom plaats zou vinden, was het moeilijk concreet op zoek te gaan naar een baan. De verwachting is dat wanneer er meer zicht is op een uitstroomdatum het relatief gemakkelijk zal zijn om (eventueel via een uitzendbureau) aan werk te komen.
Verder is [veroordeelde] aangemeld voor behandeling bij de Forensische Poli van GGZ Friesland, om de in de JJI gestarte traumabehandeling voort te zetten, en om hem te ondersteunen bij het opbouwen van zijn leven buiten de JJI.
Zoals eerder beschreven richt het traject zich op een zo snel mogelijke uitstroom middels een STP, hopelijk in februari 2023, waarbij een STP van minimaal 6 maanden noodzakelijk wordt geacht. Daarom wordt geadviseerd de PIJ-maatregel in maart 2023 met 6 maanden te verlengen.”
Ter zitting heeft mevrouw [naam 5], na aflegging van de belofte, als deskundige aanvullend het volgende naar voren gebracht. Het STP is de afgelopen periode ontzettend goed gegaan, waardoor de PIJ-maatregel ook voor een kortere duur verlengd zou kunnen worden. Daarbij wordt gedacht aan een verlenging van vier of vijf maanden. Op die manier wordt recht gedaan aan de goede start die de veroordeelde heeft gemaakt. Een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel wordt op dit moment nog niet geadviseerd. Het is belangrijk dat de inrichting de ontwikkelingen rondom veroordeelde nog kan volgen, zodat een time-out ingezet kan worden wanneer er zorgsignalen zijn, zonder dat de veroordeelde direct teruggeplaatst hoeft te worden.
Het reclasseringsadvies houdt samengevat het volgende in.
“Binnen het huidige justitiële kader van de PIJ-maatregel en daarmee ook binnen het STP wordt de kans op recidive ingeschat als laag tot matig, gelet op passende ondersteuning en (in)direct toezicht .Bij het per direct wegvallen van het kader van de PIJ-maatregel wordt de kans op recidive hoger ingeschat. Betrokkene beschikt over onvoldoende vaardigheden om zijn leven zelfstandig op een adequate manier vorm te geven.
Als risicofactoren worden gezien de belaste voorgeschiedenis, aanwezigheid van verschillende traumata, onvoldoende copingvaardigheden, een gebrek aan zelfinzicht waar het gaat om de risicofactoren, het ontstaan van delictgedrag en motieven ten aanzien van zijn handelen in het algemeen, relatievorming en intimiteit, een beperkt sociaal netwerk, gevoelens van eenzaamheid/in de steek gelaten worden en mogelijk dissociatie.”
Ter zitting heeft mevrouw [naam 6], nadat zij de belofte heeft afgelegd, als deskundige aanvullend het volgende naar voren gebracht. De veroordeelde heeft een goede start gemaakt. Behandeling door de GGZ zal wel nog moeten starten. Dat gebeurt naar verwachting in april. Daarnaast is de verdachte heel druk met school en werk, en is hij ook op zoek naar een voetbalclub.

De standpuntenDe officier van justitie heeft de vordering op de zitting gewijzigd in die zin dat zij verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van vijf maanden vordert.

De veroordeelde werkt ontzettend hard om wat van zijn leven te maken, waarvoor hij complimenten verdient. Het is belangrijk dat hij nog steeds de handvatten krijgt om zo goed mogelijk zijn plek te vinden in Friesland, en dat daarbij gewaakt wordt dat de veroordeelde zichzelf niet overvraagt. Daarnaast zal behandeling bij de GGZ nog moeten starten, wat ook onrust kan veroorzaken. Door de PIJ-maatregel met vijf maanden te verlengen, zal het STP zes maanden duren, waarna gekeken kan worden naar wat nodig is voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft primair voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel bepleit, en subsidiair een verlenging van twee tot drie maanden. Het gaat nu heel goed met de veroordeelde en hij werkt met alles mee, ook met de voorgenomen behandeling bij de GGZ. Er is dan ook geen reden om de PIJ-maatregel voor lange duur te verlengen.
De mentor heeft aangegeven dat de veroordeelde sociaal is en goed voor zichzelf zorgt. Wel lijkt hij haast te hebben, omdat hij de afgelopen viereneenhalf jaar gemist heeft en dat wil inhalen. Daarin zit ook een stuk verontwaardiging omdat in zijn beleving de PIJ-maatregel ten onrechte is opgelegd. Het is belangrijk dat hij dat kan verwerken, waar de GGZ hem hopelijk bij kan helpen.
De veroordeelde heeft aangegeven dat hij vier dagen per week als hovenier werkt en verder onderwijs volgt. Hij staat op de wachtlijst voor behandeling bij de GGZ. De veroordeelde vindt een verlenging van de PIJ-maatregel voor zes maanden te lang. Het liefst zou hij direct naar een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel gaan, of een korte verlenging willen.

De beoordeling

De PIJ-maatregel is opgelegd voor het seksueel binnendringen van iemand jonger dan twaalf jaar, te weten een misdrijf, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De maatregel kan daarom worden verlengd.
Gelet op het hiervoor genoemde advies, hetgeen op de zitting is besproken en artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken en uit wat in raadkamer naar voren is gekomen, duidelijk is geworden dat de veroordeelde zich goed inzet en op diverse gebieden goede resultaten heeft geboekt. Hij heeft het op zichzelf wonen goed opgepakt, ook toen werk en school nog niet helemaal geregeld waren. De veroordeelde moet echter nog beginnen met behandeling bij de GGZ. De rechtbank vindt het belangrijk dat de behandeling in het kader van het STP plaatsvindt. Op die manier kunnen de reclassering en de instelling volgen hoe het met de veroordeelde gaat en hem helpen als de behandeling erg ingrijpend blijkt te zijn. Gelet op de vorderingen die de veroordeelde heeft gemaakt, vindt de rechtbank dat een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van zes maanden niet noodzakelijk. De rechtbank zal om die reden de PIJ-maatregel tot
1 augustus 2023verlengen, en de vordering voor het overige afwijzen.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de PIJ-maatregel, zoals hierboven omschreven,
tot 1 augustus 2023.
De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2023.
Mr. M.J. Bouwman is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.