6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en mishandeling. De verdachte is met de medeverdachte doelgericht naar de plaats van het geweld gegaan, in de wetenschap dat daar al gevochten werd en met de bedoeling zijn jongere broer te beschermen. Andere opties, zoals het bellen van de politie, heeft hij niet overwogen. Vrijwel onmiddellijk na aankomst heeft hij het slachtoffer tegen het achterhoofd geslagen, waarna deze meteen op de grond viel. Vervolgens heeft de medeverdachte het slachtoffer, dat nog op de grond lag, na een aanloop en een sprong tegen het hoofd getrapt. Verdachte en de medeverdachte hebben zeer agressief gehandeld. Het slachtoffer heeft een hersenschudding, meerdere gebroken tanden, een gekneusde schouder en letsel op het hoofd en in het gezicht opgelopen. Naast de fysieke gevolgen voor het slachtoffer, heeft het handelen van de verdachte ook een mentale impact op hem gehad. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Het geweld heeft nota bene plaatsgevonden op een feestje in de nieuwjaarsnacht.
Samenloop
De rechtbank merkt de bewezen verklaarde feiten aan als gepleegd in een eendaadse samenloop, nu de gedragingen een samenhangend feitencomplex opleveren dat zich in dezelfde tijdsperiode en op dezelfde plaats heeft afgespeeld, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van het strafblad van 14 februari 2023 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Nu een blanco strafblad de norm is, weegt dit niet zwaar mee in de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van de reclassering van 12 april 2022. Hieruit komt, samengevat, het volgende naar voren.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, ligt volgens de reclassering de voornaamste delictgerelateerde criminogene factor in de houding van de verdachte. De verdachte heeft de overtuiging dat het, om zijn jongere broer te beschermen, noodzakelijk was om diens vermeende belager te slaan. Hierdoor vindt hij – net als zijn ouders - dat hij passend heeft gehandeld. De mogelijke risico’s die uit deze overtuiging voortvloeien zullen echter situationeel zijn en niet in een mate waarop geïntervenieerd dient te worden. De reclassering ziet verder geen problemen omtrent agressieregulatie en/of middelengebruik. Daarnaast beschikt de verdachte over zinvolle dagbesteding gezien zijn opleiding bij Defensie. Volgens een luitenant van de opleiding zal de verdachte waarschijnlijk ontslagen worden van de opleiding op het moment dat hij wordt veroordeeld tot een werkstraf van meer dan 49 uren.
Er zijn geen financiële problemen. Het sociaal netwerk van de verdachte kan, bij bewezenverklaring, als delictgerelateerde factor worden gezien, aangezien hij met een aantal vrienden in gevecht raakte met het vermeende slachtoffer. De reclassering vindt de verdachte echter overkomen als een zelfstandige jongen die zijn eigen keuzes maakt en weinig beïnvloedbaar is. Hierdoor wordt het sociaal netwerk niet als criminogene factor gezien.
Toepassing van het jeugdstrafrecht?
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – onder bepaalde, zwaarwegende omstandigheden het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank is op grond van de hierna te bespreken omstandigheden, en anders dan door de verdediging betoogd, van oordeel dat het volwassenstrafrecht toegepast moet worden.
De verdachte woont weliswaar nog thuis, maar die omstandigheid is niet doorslaggevend. In de rapportage van de reclassering is onderbouwd weergegeven dat de verdachte leeftijdsadequaat overkomt, grotendeels zelfstandig handelt en zijn leven organiseert, en dat gezinsgerichte hulpverlening niet noodzakelijk is. Ook anderszins is niet gebleken van contra-indicaties voor toepassing van het volwassenstrafrecht. De rechtbank past daarom het jeugdstrafrecht niet toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Gelet op de ernst van de feiten, zoals hierboven besproken, en het aandeel van de verdachte hierin is de rechtbank van oordeel dat in het geval van de verdachte in beginsel geen andere straf dan een taakstraf van zestig uur op zijn plaats zou zijn. Daartegenover staat de jonge leeftijd van de verdachte en het tijdsverloop - het feit heeft een jaar en drie maanden geleden plaatsgevonden. De verdachte heeft die gehele periode in een schorsing van zijn voorarrest gelopen, waarbij hij zich goed aan de voorwaarden heeft gehouden. Ook is hij een first offender en heeft hij geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. De rechtbank vindt het daarnaast van groot belang dat de verdachte zijn baan bij de luchtmobiele brigade bij Defensie, waar hij onlangs een opleiding voor heeft afgerond, kan behouden. Het reclasseringsrapport bevat aanwijzingen dat Defensie bij veroordeling het dienstverband kan beëindigen, maar daarbij rekening houdt met de hoogte van de taakstraf.
Al deze omstandigheden hebben een matigende werking op de duur van de op te leggen werkstraf. Aan de andere kant heeft de rechtbank ten nadele van de verdachte rekening met zijn houding ten opzichte van de gepleegde feiten. De verdachte heeft weinig begrip getoond voor de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en is, ook ter zitting, de noodzaak van zijn acties blijven rechtvaardigen.
De weging van de hiervoor besproken omstandigheden leidt er toe dat de rechtbank een taakstraf voor de duur van 49 uur, met aftrek, passend vindt. Op deze manier wordt recht gedaan aan de ernst van het gepleegde feit en wordt rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.