In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De verdachte werd ervan beschuldigd op 1 januari 2022 in 's-Gravenzande, gemeente Westland, een slachtoffer te hebben aangevallen met de intentie om deze van het leven te beroven. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van de poging tot doodslag, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, gezien de omstandigheden waaronder de geweldshandeling plaatsvond. De verdachte heeft het slachtoffer met kracht getrapt terwijl deze weerloos op de grond lag, wat leidde tot ernstige verwondingen, waaronder gebroken tanden en een hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan zowel poging tot doodslag als openlijke geweldpleging. De straf die werd opgelegd bestond uit vier dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en een werkstraf van 130 uur. Daarnaast werd de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestond uit zowel materiële als immateriële schade.