ECLI:NL:RBDHA:2023:7480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
09/837059-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde met recidiverisico en behandelingsbehoefte

Op 12 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een jeugdige veroordeelde, geboren in 2002, die momenteel is geplaatst in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie om de PIJ-maatregel, die eerder was opgelegd, met 24 maanden te verlengen. De PIJ-maatregel was eerder opgelegd voor een poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft kennisgenomen van een advies van een gedragswetenschapper, dat de verlenging van de maatregel ondersteunt, en heeft de vordering in raadkamer behandeld met de betrokken partijen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich nog onvoldoende heeft kunnen ontwikkelen in de inrichting en dat er een hoog recidiverisico aanwezig is. De deskundige heeft aangegeven dat de verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is om de veroordeelde de kans te geven zich verder te ontwikkelen en om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehonoreerd en de termijn van de PIJ-maatregel met 24 maanden verlengd, zodat de veroordeelde de benodigde behandelingen kan ondergaan en kan werken aan zijn toekomstperspectief.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat de veiligheid van anderen en de verdere ontwikkeling van de veroordeelde voorop staan. De beslissing is genomen in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de veroordeelde, met het oog op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel in de toekomst. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/837059-20
Datum uitspraak: 12 januari 2023
Beslissing op de op 13 december 2022 bij de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
thans geplaatst in Pluryn, locatie JJI Lelystad (hierna: de inrichting),
die bij vonnis van deze rechtbank d.d. 3 december 2020 is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de PIJ-maatregel) voorwaardelijk, onherroepelijk geworden op 18 december 2020. Op 23 februari 2021 is de tenuitvoerlegging gelast van de PIJ-maatregel.

De vordering

De officier van justitie heeft gevorderd dat de (termijn van de) PIJ-maatregel wordt verlengd met 24 maanden.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in deze zaak, waaronder:
- het op 22 december 2022 uitgebrachte advies, opgesteld door [naam] , werkzaam als gedragswetenschapper, om de PIJ-maatregel te verlengen met 24 maanden en de daarbij overgelegde aantekeningen.
De rechtbank heeft op 12 januari 2023 de vordering in raadkamer met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman;
- de vader.
De deskundige, mevrouw [naam] , behandelcoördinator van de inrichting, is via een videoverbinding gehoord.

Het advies

Uit het advies van de inrichting van 22 december 2022 volgt, kort samengevat, het volgende.
Het verblijf en behandeling in de JJI is voor een periode van vierentwintig maanden noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen naar een aanvaardbaar laag niveau. Voor nu heeft [verdachte] zich nog onvoldoende kunnen ontwikkelen in de PIJ. Vermoedelijk speelt de hechtingsproblematiek van [verdachte] een grote rol in het langzaam tot ontwikkeling komen. De wantrouwende basis van [verdachte] zorgt ervoor dat hij uitgaat van het negatieve en weinig ontwikkelmogelijkheden ziet. [verdachte] heeft nog geen verlofstatus, mede vanwege zijn aanhoudende middelengebruik. Voor de komende periode is het belangrijk dat hij een realistisch toekomstperspectief krijgt en hij zich verder kan ontwikkelen in therapie. Vanwege de aanwezige hoge en kritische risicofactoren en het gebrek aan behandeling op deze risicofactoren, is er sprake van een hoog recidiverisico. De komende periode zal een begeleide verlofstatus aangevraagd worden. MDFT is onlangs gestart en [verdachte] staat op de wachtlijst voor schematherapie en PMT. [verdachte] gaat, zoals hij zelf aangeeft, vanaf1 januari 2023 stoppen met middelengebruik. Wanneer hij middels schone urinecontroles laat zien dat hij gestopt is, kunnen begeleide verloven ingezet worden. In de komende periode wordt hij aangemeld voor de ROC Kappersopleiding en wordt een praktijkplek gezocht voor deze BBL opleiding. Naar verwachting kan [verdachte] in augustus/september 2023 starten op de Kappersopleiding middels een onbegeleide verlofstatus. Wanneer dit goed verloopt kan hij in de zomer van 2024 op STP. Het perspectief voor wonen tijdens STP is nog niet gevormd. Verwacht wordt dat [verdachte] , bij een goed verloop van de behandelingen, verloven en het STP, op zijn vroegst in januari 2025 in aanmerking zal komen voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
Ter zitting heeft de deskundige, mevrouw [naam] , na aflegging van de belofte, als deskundige aanvullend het volgende naar voren gebracht.
De veroordeelde heeft ‘Leren van het delict’ afgerond in Teylingereind. Hij volgde daar ook schematherapie, maar vanwege een wachtlijst heeft hij daar, na zijn overplaatsing, in JJI Lelystad nog niet mee kunnen starten. Het is belangrijk dat met schematherapie gestart wordt, omdat daarbij gekeken wordt naar de disfunctionele coping mechanismen van de veroordeelde. Daarnaast staat de veroordeelde nog op de wachtlijst voor PMT en is hij recent met MDFT gestart. Per week heeft de veroordeelde één uur behandeling. Voor Brains4Use is de veroordeelde niet aangemeld, omdat hij zelf heeft aangegeven gestopt te zijn met middelengebruik. Dit wordt gecontroleerd middels urinecontroles. Voor het begeleid verlof is inmiddels een verlofstatus geschreven en deze wordt volgende week aangevraagd. Naar verwachting kan de veroordeelde eind februari starten met het begeleid verlof. Dan zal hij eens in de twee weken op verlof gaan, en als dat goed gaat één keer per week. De veroordeelde heeft tot juni de tijd om te laten zien dat het begeleid verlof goed verloopt. Dan kan tijdig de onbegeleid verlofstatus aangevraagd worden, zodat hij vanaf september zijn opleiding kan volgen. Voor onbegeleid verlof is het noodzakelijk dat er meer therapie heeft plaatsgevonden. Wanneer dat goed verloopt, kan de veroordeelde in de zomer van 2024 beginnen met STP. Gezien de taken en verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken, is de verwachting dat de gevraagde verlengingsduur van 24 maanden nodig is. Dat de veroordeelde de verlenging liever voor een kortere termijn ziet, is voorstelbaar. Voor een kortere verlengingsduur van de PIJ laat het beoogde traject van behandelingen, verloven en het STP echter weinig ruimte. Als het gehele traject vlekkeloos verloopt, zou 22 maanden verlenging van de PIJ net voldoende kunnen zijn, maar een dergelijke verkorting van de gevraagde termijn zou tot onnodige druk en mogelijk onrealistische verwachtingen bij [verdachte] kunnen leiden. Het advies blijft een verlenging van de PIJ met 24 maanden.

De standpuntenDe officier van justitie heeft de vordering gehandhaafd.

24 maanden is nog een hele tijd, maar daarin moet wel het begeleid en vervolgens onbegeleid verlof en STP opgebouwd worden. Tegelijkertijd is het goed om de veroordeelde duidelijkheid te geven, zodat hij weet waar hij aan toe is en waar hij nog aan moet werken. Door de behandelcoördinator is goed uitgelegd welke stappen de veroordeelde nog moet nemen om uiteindelijk naar een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel toe te werken. Van de veroordeelde wordt de komende tijd veel gevraagd, nu de therapieën nog moeten starten. Daarbij is ruimte nodig om te kunnen vallen en opstaan.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het spreekt voor zich dat de veroordeelde graag had gezien dat het sneller zou verlopen. De veroordeelde heeft de pech gehad dat zijn therapieën en behandelingen om uiteenlopende redenen enige tijd stil hebben gelegen. Daardoor verliep het traject niet zo snel als hij had gehoopt. Dat heeft geleid tot het advies dat er nu ligt en de stappen die in het vooruitzicht gesteld zijn. De veroordeelde wil daar zijn best voor doen en zal zich ervoor inzetten het traject goed te doorlopen en naar een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ toe te werken.
De veroordeelde zelf heeft in raadkamer medegedeeld dat hij moest wennen toen hij werd overgeplaatst van Teylingereind naar JJI Lelystad. Inmiddels gaat het goed op de afdeling en heeft hij onlangs de eerste MDFT-behandeling gehad. De veroordeelde is naar eigen zeggen gestopt met het gebruik van middelen. De veroordeelde heeft een periode niet willen meewerken aan urinecontroles, omdat hij de wijze waarop deze werden afgenomen als een te grote inbreuk op zijn privacy ervaarde. Inmiddels is hij bereid mee te werken aan urinecontroles, sinds die procedure wat is aangepast. Hij is bereid mee te werken aan zijn behandelingen en gemotiveerd om een kappersopleiding te gaan volgen. Hij werkt hard om te bereiken wat hij voor de toekomst wil.
De vader heeft aangegeven dat de veroordeelde een grote verandering heeft doorgemaakt. Hopelijk worden de behandelingen en verloven zo snel mogelijk gestart, zodat hij zijn leven weer kan oppakken.

De beoordeling

De PIJ-maatregel is ondermeer opgelegd voor een poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, een misdrijf, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De maatregel kan daarom worden verlengd.
Gelet op het hiervoor genoemde advies en hetgeen op de zitting is besproken en gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen en een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van veroordeelde eisen dat de termijn van de PIJ-maatregel wordt verlengd.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken en uit wat in raadkamer naar voren is gekomen volgt dat de veroordeelde zich goed inzet en op diverse gebieden goede resultaten heeft geboekt. Desalniettemin heeft er nog weinig behandeling plaatsgevonden en is de veroordeelde nog niet gestart met begeleid verlof. Binnen de inrichting zal de komende periode worden ingezet op behandeling en opbouw van verlof, zodat de veroordeelde in de zomer van 2024 kan starten met STP. Een verlenging van de PIJ-maatregel voor de duur van 24 maanden is gerechtvaardigd en noodzakelijk om dit traject mogelijk te maken. De genoemde behandeling en stappen zijn nodig om herhaling te voorkomen en zo de veiligheid van anderen alsmede de algemene veiligheid van personen te waarborgen. Daarnaast is de behandeling en daarna de deelname aan het STP noodzakelijk voor een goede toekomst voor de veroordeelde en derhalve in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de veroordeelde.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de termijn van de PIJ-maatregel met 24 maanden moet worden verlengd.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de PIJ-maatregel, zoals hierboven omschreven,
met 24 maanden.
Deze beslissing is gegeven te Den Haag door
mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter,
en mr. Y.N. van den Brink, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
en uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2023.
Mr. Van den Brink is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.